bader in zee
Hij staat tot aan zijn heupen in de golven,
maar half een mens en half een stronk koraal,
waar zich het weekdier in de schelpenschaal
der schaam door zeewier en de drift laat kolven.
Komt dan het schuim de tors nog overplenzen,
dan wordt hij iets als uit een oud verhaal,
voorgoed ontkomen aan de verre mensen
behalve aan mij, die in een vreemde taal
van hem getuig - maar in hem ademhaal. (32)
(De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de bundel Kreeft en Steenbok, Van Oorschot, Amsterdam, 1963)