in de rand
andré demedts ● kortrijk
Er bestaat te Parijs een Nederlands, te Keulen een Belgisch Huis. Het zijn kulturele centra die veel en goed werk hebben verricht. Onze vraag is nu of een stichting in dezelfde aard niet wenselijk en mogelijk is in Frans-Vlaanderen. Zo ja, in welke stad? Hazebroek kan in aanmerking komen omdat het in de Westhoek ligt, het Franse grondgebied waar de bevolking nog ten dele de oude volkstaal, een dialektisch Nederlands, verstaat en spreekt. Maar Hazebroek telt nog geen 25.000 inwoners en bezit een provinciaal karakter, wat niet minachtend bedoeld is, maar wat toch een hinderpaal vormt om een centrum van Nederlandse kultuur het aanzien te schenken, waardig aan haar betekenis en nodig om haar uitstraling op de intellektuele krachten van het Franse Noorden te verzekeren.
Een vestiging te Duinkerke, havenstad en kern van een industriële zone die voortdurend belangrijker wordt, zou reeds doeltreffender zijn. Niettemin lijkt zij ons tegenover een stichting te Rijsel minder voordelen te bieden. De Rijselse agglomeratie, die nagenoeg een miljoen inwoners telt, is als ekonomisch gebied een der voornaamste in Frankrijk. Rijsel bezit een eeuwenoude traditie als hoofdstad van Les Flandres, twee universiteiten, verschillende grote kranten en een kultureel potentieel dat Duinkerke ver overtreft. Het is bovendien administratief en politiek het zwaartepunt van het Noorderdepartement, dat door zijn ligging het sterkst op een veelzijdige samenwerking met de Beneluxlanden is aangewezen.
Dat een Nederlands of Belgisch Huis te Rijsel wenselijk is, hoeft geen uitvoerig betoog. Allerlei argumenten, klemmender dan die voor Parijs en Keulen hebben gepleit, dringen zich op. Er geldt nog een aparte reden. Het is van bijzonder belang ons te doen kennen in een milieu dat door zijn verleden en talloze kontakten meer met de Lage Landen verbonden bleef dan welk ander ook. Met een bevolking die voor haar buren over de staatsgrenzen een grote belangstelling heeft en er, door allerlei oorzaken belemmerd, zo weinig over weet dat die onkunde zeer nadelig werkt. Wij moeten in Frankrijk tal van vooroordelen en misverstanden opruimen om tot een rijke uitwisseling van materiële en geestelijke goederen te kunnen komen.
Blijft de vraag of de vestiging van een Nederlands of Belgisch centrum te Rijsel mogelijk is. Wij zien geen onoverkomelijke moeilijkheden op het politieke vlak. Er bestaat te Rijsel een Goethe-Institut. Wat de vijanden van gisteren werd toegelaten, kan moeilijk aan de vrienden en bondgenoten in twee wereldoorlogen worden ontzegd. Bovendien kan ook hier de wet van de wederkerigheid worden ingeroepen: wij weten dat er niemand in Nederland of België bezwaar tegen inbrengt dat de Alliance française in de Beneluxlanden haar stichtingen heeft. Blijft de financiële faktor. Het komt aan op enige miljoenen per jaar. Kunnen ze niet elders gevonden worden, dan stellen wij voor ze te besparen op de kulturele verdragen met sommige afgelegen landen, verdragen waarvan het nut zeer twijfelachtig blijkt. Het zou ons verheugen als dit voorstel in overweging werd genomen door degenen die het beleid over staat en volk in handen hebben.