oude Zuidnederlandse meesters. De Praagse Nationale Galerij kan slechts een gedeelte ervan in haar blijvende ekspositie opnemen. Maar ook buiten Praag bevinden zich in de vele kastelen en burchten, die het land rijk is, werken van Vlaamse meesters. Dr. Pokorny had dus ‘studiemateriaal’ genoeg voorhanden; hij bezocht meer dan ooit musea in de - niet ijdel gebleken - hoop dat dit ‘volg het spoor terug’ de vertaling ten goede zou komen.
Al spoedig komt echter een heel ander, uitzonderlijk aspekt naar voren: de Vlaamse lyriek blijkt veel gemeen te hebben met de Tsjechische lyriek uit de periode van de z.g. ‘Nationale wedergeboorte’. Beide landen moesten ijveren voor het behoud van het nationale bewustzijn, voor het in stand houden van eigen taal-tradities die nog voortleven in het onderbewustzijn. Juist die liefde voor de moedertaal - zo veronderstelt dr. Pokorny - gaat misschien gepaard met die sterke voorkeur voor zuivere natuurmotieven en een neiging tot weemoed. Het Vlaamse landschap is dikwijls bijna even somber als het landschap in het werk van Tsjechische dichters. Verklaart dat ook de belangstelling van de Tsjechische lezers voor Gezelle? Opmerkelijk is in elk geval, dat de eerste bloemlezing uit het werk van deze dichter hier al in 1919 verscheen.
De vertaler vond het eveneens opmerkelijk, dat in verscheidene gedichten de balladevorm zo sterk naar voren komt, weliswaar niet als een zo'n episch overwegend element als in de oude ballades, maar desondanks toch zeer typerend en ongebruikelijk in de poëzie van andere landen. Het is misschien ook niet toevallig dat meteen de eerste twee vertaalde gedichten van Maurice Gilliams ‘Ballade’ heten.
Gilliams is overigens een auteur, die op dr. Pokorny sterke indruk gemaakt heeft; hij rekent hem tot een van 's werelds grote dichterfiguren en graag zou hij een bloemlezing uit zijn werk in vertaling willen brengen. Ongetwijfeld zou hij zich van deze taak met dezelfde toewijding, als waarmee hij de ‘Vlámská lyrika'’ vertaalde, kwijten.
Wie zelf proza vertaalt, zou bijna een minderwaardigheidskompleks krijgen wanneer hij ziet met welke nauwgezetheid een vertaler als dr. Pokorny te werk gaat. Reeds na de eerste konsultatie hadden we hem thuis ‘omgedoopt’ tot ‘Pam-Pam’: die eerste avond liet hij zich - net zoals vele keren daarna - de gedichten in het Nederlands lezen, waarbij hij zachtjes voor zichzelf het ritme ‘mee-pam-pamde’. Hoezeer verschillend het Nederlands ook van het Tsjechisch is, dr. Pokorny heeft in zijn vertaling niet alleen de inhoud, de atmosfeer en het rijm maar ook het ritme weten te handhaven. Ook de reeds klaargekomen vertalingen werden voor alle zekerheid nog eens met het origineel vergeleken en wat niet klopte, werd door dr. Pokorny opnieuw gekorrigeerd.
‘Vlámská Lyrika’ vond zowel bij de lezers als bij de pers een gunstig onthaal, de radio wijdde aan de bundel een programma van een half uur. En van de 6.000 eksemplaren ‘Vlámská lyrika’ zal men er nu in de Tsjechische boekwinkels nauwelijks nog een paar kunnen bemachtigen...