Ons Erfdeel. Jaargang 10
(1966-1967)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
uitholling overdwarsVrienden, lezers van mijn reisverslagen, kijkers naar mijn televisieprogramma's in de reeks ‘Verre Landen’, vragen mij dikwijls, wat mij het meest heeft getroffen tijdens mijn jarenlang verblijf onder de Belgen. Zij hoeven niet op mijn antwoord te wachten. Ik ben vooral getroffen door de bordjes naast de wegen. Ik bedoel natuurlijk niet de reklameplaten voor spijs en drank, voor autobanden, schoensmeer en bustehouders. Deze borden behoren tot een soort van openbaar gewas dat geen enkele grens meer kent, ook geen nationale. Het bloeit overal ter wereld. Het enige verschil is, dat het ene land er wat meer tegen optreedt dan het andere. België is het andere. De bordjes die ik in antwoord op mijn nieuwsgierige vrienden aanraak, hebben iets te maken met de toestand van de wegen zoals ik die op mijn reizen door het katolieke koninkrijk aan de Noordzee heb leren kennen. ● Ik herinner mij een verkeersadertje dat zich kronkelend voortbewoog door de geel en groen gespikkelde vlakte van de Zuiderkempen, waar de heidebloempjes bloeiden en de zilverberk met z'n drieën stond te blinken nabij oude boerderijen met doorgezakte strooien schouders. De weg verbond twee grote dorpen, waarvan je de spitse kerktorentjes in de verte om ter best ten hemel zag wijzen. (In de Zuiderkempen bevindt de | |
[pagina 77]
| |
hemel zich nog hoog boven de grond.) Afgeleid door het idyllische landschap en een daarin opgenomen herder met vijf modderschapen en een gepensioneerde hond, merkte ik pas na een tijdje dat mijn wagen zo zonderling deed. Zijn linkerkant sprong herhaaldelijk omhoog en soms was het alsof zijn linkervoorwiel mankte. Terwijl ik het romantische versje opgaf, dat ik al begonnen was te maken, luisterde ik aandachtig naar het felle kloppen. Toen viel mijn oog op het wegdek, vóór mijn wagen. Het verkeersadertje was over heel de lengte doorgesneden. Rechts lag een strook beton. Grote rechthoeken in een keurige zwarte lijst volgden elkaar op. Zij waren zuiver en glad. Zij blonken een beetje in de zon. Links lagen de kasseistenen die jaren en jaren geleden al uit de Waalse groeven waren gehaald en ingevoerd. De ene zaten diep en vast in de zandgrond, de andere staken er hoog en los bovenuit. Nu eens vormden zij een knobbel met sterke randen, dan weer drongen zij in een brede gleuf bij mekaar en keken dof naar de verre wolken boven hen. In het volgende dorp dronk ik een schuimend glas bier en voerde een gesprek met de veldwachter, wiens kepie scheef stond. Hij knikte eens toen ik de weg op tafel gooide. - Ja, zei hij en ledigde zijn glas in één teug, ja, ik vind dat normaal. - Hoe bedoelt U? vroeg ik voorzichtig. - De grens tussen de twee gemeenten ligt precies in 't midden van die weg. Wij leggen de ene kant, de anderen moeten maar voor hùn helft zorgen. Drink je wat mee? - Graag, zei ik. Maar kunnen jullie dan niet overeenkomen? Hij bekeek mij vreemd doorheen het goud van zijn verse pint. - Elke gemeente is baas over zijn eigen wegen, sprak hij. En daarbij, je kan met die kerels van ginderachter niet praten. Die maken onmiddellijk ruzie. Stel je voor, verleden jaar, toen er die gewestelijke fokveedag werd gehouden, toen... Ik luisterde en las ondertussen de grote affiches aan de muur, die met beschadigde letters op geel papier vertelden over tien loten schaarhout en over een welgelegen burgerhuis met aanhankelijkheden, ook geschikt voor kommercie, die weldra openbaar zouden worden verkocht, met winst van verdieren, in de herberg ‘De Kroon’. - Zo'n weg is wel wat moeilijk voor automobilisten, zei ik nog. - Ze zijn gewaarschuwd, zei de veldwachter. Toen ik terugreed, merkte ik een bord. Een witte driehoek met een dikke rode lijst en daarin twee bulten. ‘Uitholling overdwars’, las ik onder de afbeelding in mijn zakagenda. In het Frans: ‘Cassis’.
●
Er bestaan verscheidene manieren om een versleten weg te herstellen. De bekendste is die van de Technische Volkeren bij wie de Duitsers de toon aangeven. Niet zodra is er een gat in een weg gesignaleerd, of er wordt een ploeg deskundigen van het Nationale Studiebureau op afgestuurd. Zij onderzoekt de vochtigheid van de omgeving, het weerstandsvermogen van de plaatselijke bevolking en de stand van de bebossing. Zij neemt stalen van de ondergrond, maakt infrarode luchtfoto's en zendt een afdeling bull-dozers, zeven mortelmachines, twee kranen, een kantine voor de arbeiders en een kantine voor de politiemannen die alles moeten bewaken. Ook komt er een groepje archeologen, met het oog op mogelijke fossielen en Romeinse vazen. De Nederlandse metode is hiermee verwant. Zij legt alleen meer nadruk op de studie en zij zorgt voor vlotten en | |
[pagina 78]
| |
drijfkranen, want praktisch alle Hollandse wegen liggen in het water. Lijnrecht daartegenover staat de zogenaamde ‘Zuidelijke Opvatting’, waarvan de Belgische werkwijze een wat geperfektioneerde uitloper is. In grote lijnen komt zij hierop neer. Een afzonderlijk gat in een weg wordt een tijdlang genegeerd, ten einde de politieke partijen elk een gelijke kans te geven, de zaak bij de gemeenteraad, de provincieraad of het parlement aanhangig te maken en de verkiezingen met vertrouwen tegemoet te gaan.
Daarna volgt een min of meer lange periode van observatie, naargelang de belangrijkheid van het geval, door een bediende die er enkele keren opzettelijk voorbijfietst. Uiteindelijk wordt een rapport opgesteld, waarvan de konklusie luidt dat de hypotese van het eerste onderzoek bewaarheid is en dat het gat geen geisoleerd geval kon blijven. Ondergronds is er enige beroering ontstaan, waardoor nog andere gaten zich op min of meer gelijke afstand hebben gemanifesteerd.
Dat is het ogenblik voor de eerste, fundamentele maatregel. Er wordt een vrachtwagen met enkele arbeiders uitgezonden, die aan beide uiteinden van de getroffen strook een bord met de driehoek en de twee bulten gaan plaatsen. (Uitholling overdwars. Cassis.) Soms dagen er bij de behandeling van de zaak wel biezondere moeilijkheden op. Er lopen in het koninkrijk verscheidene soorten van wegen: een bepaalde kategorie hangt af van de gemeente besturen, een tweede serie ligt onder de bevoegdheid van de provincieraden en een derde bundel wordt door het Rijk beheerd. Wat gebeurt er nu, als een aangetaste weg niet tijdig door zijn voedstervader wordt gekontroleerd? De gemeenten laten er de gebruikelijke tijd overheen gaan. Zij schrijven brieven en zenden hun volksvertegenwoordigers op weg met sigaren en borreltjes. Komen die niet meer levend terug, dan bakenen de gemeenten onmiddellijk de verantwoordelijken af en nemen zelf het initiatief. Dit initiatief bestaat erin, op een héél groot bord in sterk aanklagende letters te laten schilderen: ‘Deze STAATSWEG is in zeer slechte staat.’ Zo weet de weggebruiker dat hij moet opletten en dat de gewestelijke autoriteiten geen enkele blaam treft. De verkiezingen worden dan ook gewonnen.
●
De Belg is iemand die weet dat de kortste verbinding tussen twee punten inderdaad een rechte lijn is, maar dat je, als je wérkelijk vooruit wilt komen in dit leven, rekening moet houden met een wegomlegging. Een Belg die snel wil arriveren, gebruikt meestal omwegen. Hij zit nooit in de put.
●
Administratie, mijnheer, zei de ambtenaar, met wie ik een indringend gesprek stond te voeren over de geheimen van 's lands bestuur, administratie is een kunst. Niet iedereen kan haar beoefenen. Men moet er 'n speciaal talent voor bezitten. Zeker, door harde studie kan men, na jaren, enige administratieve bekwaamheid verwerven, maar zij leidt nergens heen als men geen aangeboren feeling heeft voor het diepere wezen van de dingen. In de kunst kan je niet alles leren. Je moet artistieke intuïtie hebben. Dat geldt ook voor de administratie. Feeling, intuïtie, fingerspitzengefühl. Hij scheen mijn bewonderende blikken niet op te merken, ging naar een stapel brieven en nam er de bovenste af. | |
[pagina 79]
| |
- Kijk, zei hij, dit is een spoedbrief voor het Ministerie van Werkbevordering. De inhoud is gisteravond door onze direkteur gedikteerd, deze morgen door de juffrouw getikt, deze namiddag in een omslag gestoken. Straks zal een speciale bediende deze spoedzending naar het postkantoor brengen. Dat kantoor ligt twee straten hier vandaan. - En het Ministerie staat recht voor de deur, aan de overkant van de laan! - Inderdaad. De spoedbrief zal er morgenvoormiddag arriveren. Met de post. - Ik begrijp niet... Waarom gaat de bode niet rechtstreeks?... - Ziet U wel? U hebt veel gestudeerd, veel boeken gelezen, maar de feeling hebt u niet. Dit is administratie, mijnheer. Ik vertelde hem dat het geval mij deed denken aan die postbode die er genoeg van had, altijd maar brieven weg te brengen, altijd maar brieven in de bussen te gaan stoppen. Op een mooie morgen nam hij zijn hele vrachtje bij mekaar en verzond het met de post. - Een mop, zei de ambtenaar. Dat is een mop. Hij lachte heel even, schudde dan het hoofd. - Wat ik u vertel, is de waarheid, mijnheer. Hij ging zitten en begon een potlood te slijpen. ●
Ik sla het ochtendblad open en ik lees het verhaal van een verdienstelijk man die een dekoratie wou, een lintje van een hoge orde, voor op zijn zondagse jas. Hij diende een aanvraag in en kreeg prompt, na een paar maanden, een stapel papieren toegezonden. Die moest hij invullen, terugzenden en dan maar netjes wachten. Toen hij het schrijfwerk wilde beginnen, merkte hij dat er iets niet pluis was. De man woonde in een eentalig-Nederlandse streek en wat durfde de officiële dienst voor de lintjes hem te zenden? Een stapel Nederlandse papieren waar een tweede stapel, maar dan Franstalige formulieren aan vastgehecht was! Wat stond hem te doen? Hij ging en meldde de wetsovertreding aan zijn volksvertegenwoordiger. Die snelde naar het parlement en stelde een vraag aan de verantwoordelijke minister. De maanden vlogen voorbij. Eindelijk kwam er een antwoord van de minister. Hij moest bekennen. Inderdaad, er werden naar de eentalige gebieden twee stapels formulieren verzonden. Dat mocht niet. Nee, het mocht helemaal niet. Maar er was een uitleg. Iedereen weet dat de Administratie van de Dienst voor de Lintjes van de Hoge Nationale Orden veel, zéér veel werk heeft. Als zij nu naar de eentalige gebieden maar één pak papier mag zenden, terwijl er naar de tweetalige streken twéé pakken moeten, dan heeft zij te maken met twee soorten van stapels, één met dunne dossiers en één met dikke. Daarom zendt zij aan iedereen dezelfde pakken. Dan voelen de dossiers alle hetzelfde aan en dat bevordert de vlugge afhandeling. Wat zei mijn ambtenaar met de spoedzending weer? Feeling, zei hij. ●
De laatste keer dat ik in de hoofdstad van België was en daar door de Wetstraat wou rijden, zag ik bij de ingang een witte driehoek staan, met een rode lijst en daarin twee bulten. |
|