lezen op de Vlaamse graven, bv. op het heilig graf (begraafplaats van de priesters in Rubroek).
Mogen we voor de fonetische spelling van de Zuidvlaamse klankeigenaardigheden eerst even overeenkomen? oe stelt de hele korte oe voor van koet (koud), oeë de lange oe gevolgd door een korte doffe e in moeëten, boeër; we doen hetzelfde met de korte ie in bietn (bijten), de lange ieë met korte doffe en in zieën (zien). De aa is de zuivere aa in slaapm (slapen) terwijl de ó de bekende open gerekte o is in vóder (vader). De è stelt de open gerekte e voor als in crème, terwijl de uu er altijd kort is als in buutn (buiten) want de ABN-uu wordt er bijna altijd eu, soms ie uitgesproken, e gebeur (buurman), vier (vuur). De geruisen, die dit keer haast uitsluitend hun beurt krijgen, probeer ik zo fonetisch mogelijk weer te geven.
De sj is er veel meer verbreid als in West-Vlaanderen. Overbekend is de uitspraak Vlamsj of soms Vlemsj voor Vlaams. Toen Kanunnik Lescroart eens even onze jongens kwam begroeten in onze reisbus, stak hij de lof van z'n streektaal en illustreerde dat met een voorbeeld: ‘vesje visj’ zei hij klinkt zoveel verser als verse vis. ‘Je moe resj (of) lienksj gruupm’ betekent dat je rechts of links moet afslaan. Ook in de uitspraak van bv. Tisje Tasje (zeg niet Tiesje, maar Tisje met de bekende Westvlaamse open i) is de sj veel zuiverder één geruis als in West-Vlaanderen. ‘'t Kost e sjande van geld’ hoorden we toevallig in Rekspoede, (sjande = schande). Pastoor Deconinck van Oudezele zei dat ‘de bussjop sjreeuwt achter Vlamsje priesters’, d.w.z. ‘de bisschop roept om Vlaamse priesters’. In dat laatste geval is er misschien wel een strook van West-Vlaanderen langs de grens die er ongeveer dezelfde uitspraak op na houdt. In Zermezele hoorde ik ook die sj in plaatsnamen: Klommeres (Fr. Clairmarais) klonk er als Klaameresj. Dat was net zo in Buisscheure. In Zermezele ook: Bèrgen-Sinte Winoksje...
Het biezonder merkwaardige verschijnsel waarbij de Nederlandse ch als f teruggevonden wordt in bepaalde Duitse en Engelse verwante woorden (lucht-Luft; zacht-soft, enz.) vertoont in een paar gevallen een omgekeerde processus in het Frans-Vlaams, wie weet als Saksische verschijningsvorm. Het gaat om twee woorden die we in Oudezele konden horen, nl. prófie (voor p(a)rochie) en lofting (voor lochting, nl. tuin), terwijl vichtig i.p.v. vijftig er even algemeen te beluisteren is als in West-Vlaanderen. Aan het Nederlands out of oud beantwoordt vaak het Duitse of Engelse alt, ald, old, enz. Alweer ontdekken we in Frans-Vlaanderen soms het tegenovergestelde, bv. in woorden als ‘eldige mensjen’, ‘mensjen van e zeker elde’, oude mensen; ‘'t is 's avonds keltig’: nl. koud maar dan zoiets als ‘vochtig koud’. Typische gevallen van synkope, bv. doordat de I wegvalt, kun je horen in leeik (lelijk), meik (melk), tajoren (taljoren = borden). De nd klinkt als ng in oengerd (honderd), angers (anders) of in j voorafgegaan door een lichte neusklank als in paijer (pander = mandje). De koster van Eke vertelde ons dat hij wel geen Vlaamse katechismus meer geleerd had maar dat de pastoor de Vlaamse gebeden meegegeven had op e blaaige, d.i. op een blaadje. Dat doet me denken aan dat andere verkleinwoord koddige dat ‘grapje’, ‘mopje’ wil zeggen.
In Rozendaal klinkt de w van weduwe en weduwnaar als een v: veve, vevóre. Zo komen dergelijke uitstotingen als die van de d van weduwe en weduwnaar biezonder veel voor in Frans-Vlaamse plaatsnamen: Oezele (Oudezele), Tèregem (Terdegem), Leregem (Ledringem); dat gebeurt ook met de t in Tegem (Tetegem), Oekerke (Houtkerke) en met de r in Hèz'le (Herzele), zodat iemand die hier de spellinguitspraak gebruikt, verondersteld wordt de Franse uitspaak te verkiezen. De aangesprokene zal dan vaak herhalen met een duidelijke Frans aksent, bv. LedrinGem (met de Franse gu) of Nieurlet i.p.v. Niejerlee (nl. Nieuwerleet). De volgende keer over de n-eters.
(C. Moeyaert, Sint-Jozefskollege, Izegem)