niet kon interesseren. Dit alles kan erg ontmoedigd en pessimistisch klinken. Moeten wij er in berusten dat onze auteurs niets te zeggen hebben dat in Amerika kan ingang vinden? Tot voor korte tijd hebben onze diplomatische agenten in den vreemde hun best gedaan om de Zuid-Nederlandse literatuur onder de domper te houden. Het is nog maar dertig jaren geleden dat onze Ambassadeur in Duitsland aan de Minister van Bu-Za inlichtingen vroeg over ‘un certain Timmermans’ die lezingen gaf in Duitsland. Was die wel zuiver op de graat? Wie was die vent?
De jonge agenten zijn haast uitsluitend kommercieel georiënteerd en kulturele voorlichting blijft hen veelal vreemd.
Op het ingangseksamen voor de carrière vroeg ik aan een kandidaat of hij wellicht Frans-schrijvende Belgische auteurs kende. Hij antwoordde me dat hij Françoise Sagan gelezen had. Wanneer er besparingen te doen zijn, dan besnoeit men allereerst de kulturele posten. Heel sporadisch ontdekt men een diplomaat die niet alleen tracht staal en cement te eksporteren, maar die ook onze geestelijke waarden wil propageren. Men heeft op Jonckheere moeten wachten tot er op dat gebied iets nuttigs gedaan werd.
Wat muziek betreft, ben ik niets meer dan een toehoorder, maar ik veronderstel dat de levende Belgische komponisten tenminste de Nederlandse waard zijn. Sedert een 20-tal jaren worden hun werken, dank zij Donemus, systematisch en op grote schaal in Amerika verspreid. Jaarlijks ontvangen zij een bedrag van meer dan een miljoen frank als auteursrechten. De direktie van Donemus heeft zich een tiental jaren geleden bereid verklaard een zelfde aktie te voeren voor de Belgische komponisten. De onkosten zouden initiaal slechts $ 5.000. - (250.000. - fr) per jaar bedragen en later verminderen. De verslagen en voorstellen die ik op dit punt heb geschreven, zouden een fraai boekdeel vullen. Het resultaat was, zoals men in mijn vaderstad zou zeggen, ‘een Engelse nodding’.
Naar mijn oordeel is het de plicht van een regering zich minstens evenzeer te interesseren voor de nationale literatuur als voor de schilderkunst. Men stuurt hermetisch abstrakte kladderijen naar de vier windstreken alsof het geen geld kost, maar men verwaarloost de stem van onze auteurs te laten horen.
Welke Zuid-Nederlandse auteurs werden er sedert de oorlog in Amerika vertaald en uitgegeven? ‘Het Boek van Joachim van Babylon’ was een Engels import, ‘De Metsiers’ van Claus werd gepubliceerd, afgezien van zijn literaire waarde, omdat er een GI in voorkwam die goed getekend was, ‘Zelfportret’ van Teirlinck en ‘Trouwen-Celibaat’ van Walschap verschenen met officiële steun, ‘St.-Franciscus’ van Timmermans werd door een priester uit het Duits omgezet en verspreid in katolieke kringen en dat is het volledig bilan van twintig jaren, gezwegen van enkele novellen die door mijn toedoen in antologieën verschenen.
(Tijdens de oorlog verscheen een goede Nederlandse antologie ‘Harvest of the Lowlands’, ook ‘Heart of Europe’ en de vertaling van de ‘Beatrijs’.)
De Frans-schrijvende Belgische auteurs staan er veel beter voor, zij schrijven een wereldtaal. De Nederlands-schrijvenden heben nog steeds te lijden onder het onrecht dat meer dan een eeuw lang onze kultuur werd aangedaan door onze diplomaten en onder het feit dat Bu-Za geen kulturele politiek heeft en literatuur veelal beschouwt als een produkt dat niet kan verkocht worden.