in Noord en Zuid inlaat met de kulturele integratie en het kulturele vormingswerk in de breedste zin, moet zich op dit informatieblad abonneren, dat op zich ook het bewijs levert van de ongemene vitaliteit van de ‘Kultuurraad voor Vlaanderen’.
(Adres: Frankrijklei 107, Antwerpen.)
Hoewel niet gebruikelijk in dit tijdschrift, lijkt het me toch gewenst hier even de aandacht te vestigen op het buitengewoon boeiend en veelzijdig dubbelnummer van het tijdschrift ‘De Vlaamse Gids’ (3-4, 1966) dat enkele ‘Facetten van Jan Walravens’ in het licht stelt. Jan Walravens die in het literaire en artistieke leven in Vlaanderen van na de oorlog een stimulerende en unieke rol heeft gespeeld, wordt in dit nummer door zijn vrienden, met name vooral door de ‘Vijftigers’, als een veelzijdig en rusteloos zoeker getekend. Dit nummer is meer een ontroerend menselijk dokument, een getuigenis van trouw van zijn vrienden over de dood heen, dan een kritische benadering van zijn literaire en artistieke persoonlijkheid. Het is zeer rijk geïllustreerd en de samensteller, Jaak Brouwers, heeft het geheel een eigen karakter weten te geven. Een nummer dat ik warm aanbeveel voor ieder literair en artistiek geïnteresseerde in de Nederlanden.
(Adres: Em. Jacqmainlaan 105, Brussel 1.)
In ‘Biekorf’, het Westvlaams archief, ‘lees- en leerblad voor alle verstandige Vlamingen, gesticht door Guido Gezelle in 1890’ verschijnen geregeld artikelen waarin de nauwe verbondenheid van Frans-Vlaanderen met het overige Vlaanderen in het licht wordt gesteld. In het nummer 3-4 van 1966 (67e jaar) heeft Antoon Viaene, de onvermoeibare leider van ‘Biekorf’, het over ‘Marktgeld voor Stedelijke hospitalen in Vlaanderen’ (van 1200 tot 1849).
(Adres: Annunciatenstraat 82, Brugge.)
In het Duitse ‘Zeitschrift für Kulturaustauch’, (jaargang 16, nr 1, 1966), orgaan van het ‘Institut für Auslandsbeziehungen’ te Stuttgart, verscheen een voortreffelijk overzicht van ‘Die niederländische Literatur seit 1880’ door de Nederlandse kritikus W.L.M.E. van Leeuwen. Jammer is dat Van Leeuwen de kans voorbij heeft laten gaan om in zijn stuk over de ‘Nederlandse literatuur’ ook aandacht te vragen voor het aandeel hierin van Zuid-Nederland. Want het is precies door zulke bijdragen dat de buitenlandse lezer voor het eerst in kontakt komt met de realiteit van één Nederlandse taal en één Nederlandse literatuur in verscheidenheid. Deze beperking is des te betreurenswaardiger omdat de schrijver met kennis van zaken en helder zijn overzicht heeft weten te formuleren. Daarbij komt nog dat dit tijdschrift, dat een der best opgezette is die ik ken, een zeer ruime verspreiding kent, zodat er weer eens een kans onbenut werd gelaten om de Duitse lezer beter begrip bij te brengen over onze letterkunde. In hetzelfde nummer van dit tijdschrift staat ook een revelerend artikel - dat ongetwijfeld tegenspraak zal uitlokken, maar dat daarom niet minder boeiend is - over ‘Konzept einder auswärtigen Kulturpolitik’ door Werner Ross, uit München. In zeer gevarieerde rubrieken wordt ook de situatie van de Duitse kultuur in het buitenland op de voet gevolgd.
(Adres: Deutsches Ausland-Institut, Charlottenplatz 17, Stuttgart.)
In het derde nummer van ‘Kort Genoteerd’, het informatief tijdschrift van de ‘Kultuurraad voor Vlaanderen’, verschijnt een artikel van Mr. J. Smeesters over ‘De kulturele bestedingen van de Vlaamse provincies’ en worden verder een toespraak van de goeverneur van West-Vlaanderen en Limburg afgedrukt en een artikel over de Antwerpse Balletschool. Zoals in het vorige nummer bevat ook dit nummer een kroniek waarin de voorbije aktiviteiten van de K.R.V. worden besproken en nieuwe initiatieven worden aangekondigd. Ook dit nummer stelt de doeltreffende aktiviteit van de K.R.V. treffend in het licht.
(Adres: Frankrijklei 107, Antwerpen.)
Ieder nummer van ‘Neerlandia Extra Muros’, het kontakt- en inlichtingenblad van de werkkommissie van hoogleraren en lektoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, bevat een schat aan nieuwe gegevens en biezonderheden over de aktuele situatie van de leerstoelen en lektoraten Nederlands in het buitenland. Het nummer vijf, november 1965, dat ik wegens een onvergeeflijke vergeetachtigheid in dit tijdschrift vergat aan te kondigen, bevat o.m. inlichtingen over de nieuwe docentschappen en de mutaties bij de professoren en lektoren. Er zijn twee nieuwe Amerikaanse universiteiten met Nederlands onderwijs, namelijk de University of California te Los Angeles en het Queens College te Flushing, New York. Het Nederlands lektoraat te Florence werd helaas opgeheven. De bedrijvigheid van het Nederlands lektoraat te Wroclaw, Polen; te Glasgow, Engeland; aan de Humbolt-Universiteit zu Berlin; te Marburg, Duitsland; en te Aarhus, Denemarken wordt in het licht gesteld. Verder komen ook de nieuwe lektoraten te München en te Würzburg ter sprake en wordt het Nederlands lektoraat aan de nieuwe Duitse universiteit te Bochum aangekondigd.
De aktiviteiten van de Werkkommissie zijn, wanneer men het verslag leest, zonder meer rusteloos te noemen. De prestaties van de docenten Nederlands zijn indrukwekkend, alleen al te oordelen naar de lange lijst van publikaties die een periode van enkele maanden bevat. Met zulke vertegenwoordigers in het buitenland is onze Nederlandse taal en kultuur op goede weg om de plaats te veroveren die zij verdient.
In het nummer zes van N.E.M., april 1966, wordt voor 1967 een 3e kolloquium voor de buitenlandse Neerlandisten in het vooruitzicht gesteld. De werkzaamheden van de werkkommissie worden verder voorgesteld, evenals de nieuwe docentschappen en mutaties. Dr. K. Wauters werd benoemd als lektor aan de nieuwe universiteit te Bochum. Een derde lektor Nederlands, Mevr. O.C. Möller-Schut,