Ons Erfdeel. Jaargang 9
(1965-1966)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Frans-Vlaamse taaltuin
| |
[pagina 94]
| |
een of ander, naar het zeggen van J. Tillie uit Steenvoorde, olijk antwoordde: ‘Rijd erop’.
We hadden het de vorige keer over ‘zachte’ woorden, hoe weinig taalkundig zo'n manier van spreken ook mag zijn, maar zou u ook die indruk van zachtheid niet krijgen als iemand u zou meedelen over de man naar wie u gevraagd hebt: ‘enne go lichtjes kommen’. In het Westvlaams van bij ons heet dat ‘allichte’, nl. straks. Een ander ‘zoet’ woord, en dan nog voor modder, hoorde ik in Ekelsbeke, nl. moes; in Hondschote blijken ze hiervoor het hardere mulder te bezigen. Ook in Hondschote ving iemand het woord kannewijn op. Zo'n woord kan natuurlijk alleen ontstaan in ‘het’ wijnland. Heeft kannewijn (wijn die uit de kan geschonken wordt, niet uit flessen: dus wijn uit het vat) iets met kannewelle of kannewele te maken, de naam van een herberg in de buurt van Waalskappel? Sommige woorden worden - onder wie weet welke invloed? - soms in een heel ander verband gezegd als aan deze kant van de grens, b.v. grypen. Toen een groepje jongens eens in de buurt van Kassel naar de weg vroegen, antwoordde iemand: ‘Je moet do resj grypen’ d.i. rechts afslaan. Een man uit Buisscheure die met pensioen is, vertelde ons z'n situatie: ‘Je moet ook o je kunt e betje van je retraite grypen.’ Hij bedoelde daarmee: een beetje van je rust genieten op je oude dag. Is dat ‘grijpen’ telkens onder Franse invloed? Ik weet het niet. Eens heb ik te Zermezele een vrouw horen verklaren dat ‘a resj van de kerke’ woonde. Is die a er gekomen onder invloed van a in à droite? Een ander geval is het voorzetsel ‘na’. ‘Enne weunt naa Hèzele’ wil zeggen ‘Hij woont in Herzele’. Westvlamingen van bij ons kunnen hierbij kiezen tussen ‘in’ en ‘te’. In Frans-Vlaanderen krijgt die aa van naa de zuivere klank van het ABN ‘naar’. Ik hoop dat u weet wat ons Zuidnederlandse vogelpiek (bij Van Dale: vogelpik) wil zeggen, een volksspel dat net als de vogelmasten vooral beperkt is tot het oude graafschap Vlaanderen. Frans-Vlamingen hebben hiervoor een liefelijk woord dat we op de overigens Franse kermisaffiches mochten aantreffen, nl. pennepulle. ‘Penne’ zal wel iets met veertje te maken hebben, omdat het uiteinde van de pijltjes waarmee naar de schijf gegooid wordt, met veertjes bezet is, maar ‘pulle’ is moeilijker te verklaren, misschien toch als peul, vanwege de langwerpige vorm. Overigens komt pennepulle niet voor bij De Bo in z'n Idioticon, noch bij Gezelle in z'n Loquella. Wat dacht u dat het Frans-Vlaamse woord misselijk te betekenen had? Nee, niet ziek of onpasselijk, maar iets als opvliegend, gauw boos. Vort voor ‘weg’, klinkt ook wel eens grappig in de oren van een Westvlaming van bij ons. Toen iemand in Rubroek ons vertelde dat een vrouw al een maand of zes ‘vort’ was, moesten we toch even op onze tanden bijten. Al bladerend in Loquela vond E. Vandewalle uit Izegem een prachtig stukje over de bekuwe, het Frans-Vlaams woord voor ‘snep’, en meteen een veel verspreide achternaam in West-Vlaanderen. Ik citeer Gezelle (blz. 35): ‘Als Pastor Becuwe, nu (1896) deken van Sint-Amands te Belle, ingehaald wierd als herder van Bolleseele in Fransch-Vlaanderen, zoo smoorde 't stijf, “'t Is jamer, zeiden de Bolleseelenaars: me'n zien uzen nioewn Paster niat. An de becuwen kommen, 't smoort a'tijd” zei de klokluier, een Bolleseelnare van 90 jaar oud.’ Het Westvlaams smoren betekent misten. Let op de mooie eigen uitspraak: jamer met lange, aangehouden aa, en dat prachtig weergegeven nioewn en niat. Zo zeggen ze 't nog altijd! Precies over die eigen uitspraak, die aan deze kant van de schreve niet bekend is, en over andere uitspraakeigenaardigheden van de Frans-Vlamingen, wil ik het de volgende keer graag hebben. Op- en aanmerkingen, ook aanvullingen worden weer graag ingewacht bij uw snuusterneuze (en niet snuutserneuze zoals de vorige keer verkeerdelijk gedrukt werd). Met dank bij voorbaat.
(C. Moeyaert, Sint-Jozefskollege, Izegem) |
|