Kalda lektor in de Nederlandse taal aan de Technische Hogeschool te Praag, in 1921 werd hij docent Nederlandse taal en letteren en in 1927 benoemde de Universiteit van Bratislava hem tot professor in de Germanistiek, incl. Nederlandistiek. In de Slowaakse hoofdstad heeft prof. Kalda talrijke generaties studenten de Nederlandse taal gedoceerd, pas als emeritus keerde hij terug naar Praag, waar hij met onverminderde levenskracht de studenten van de Karels Universiteit in de geheimen van de Nederlandse grammatika inwijdde. Ook is hij nog steeds lid van verschillende Nederlandse gemeenschappen, hij publiceert nog regelmatig artikelen over zijn geliefde tema - werkwoorden - en ook zijn andere stokpaardje, het Afrikaans, is hij trouw gebleven.
Het is een belevenis om prof. Kalda te horen vertellen. Nooit raakt hij uitgepraat over Nederland, dat hij sinds 1911 ettelijke malen bezocht en waar hij ook aan verschillende kongressen deelnam. Met een glaasje rode wijn voor zich snuffelt prof. Kalda met zijn typische vitaliteit in de vergeelde foto's van de ware ‘tempo doeloe’. Hij laat een kiekje zien van zijn vrouw, met twee leeuwtjes in haar armen; het is genomen in Artis. Hij glimlacht bij de herinnering hoe men zijn vrouw, die het Nederlands ook goed sprak, zelfs voor een Hollandse hield. Dan vertelt hij hoe verrast hij was toen Prins Hendrik, die de Noord-Boheemse badplaatsen goed kende, bij een ontvangst t.g.v. het eeuwfeest van de Amsterdamse universiteit, met hem een paar woorden in het Tsjechisch wisselde.
Dan is er nog een herinnering aan het Poolse Posen, waar hij in 1932 ook lezingen over het Nederlands hield.
‘Hoe is het mogelijk, dat U altijd zo kwiek en opgewekt bent, zodat U met uw werklust de studenten “warm” weet te maken voor de voor hen vaak zo saaie beginselen der historische grammatika en dat U bij hen belangstelling weet op te wekken voor het Nederlands?’
Prof. Kalda's ogen glimlachen boven het glaasje rode wijn en opnieuw geeft hij een staaltje van zijn wellevenskunst ten beste: ‘Eet je ontbijt altijd alleen op, deel je lunch met je vriend, maar laat het avondeten aan je vijand over - dat is een oeroude wijsheid, waar ik me bijna altijd aan gehouden heb.’
Als ik afscheid neem van prof. Kalda met het voornemen om - als ‘modern’ mens - me met de tram weer zo vlug mogelijk naar de fakulteit te haasten, trekt ook de 82-jarige zijn jas aan en zet hij zijn zwarte flambard op, de onafscheidelijke flambard, waar men hem altijd direkt aan herkent wanneer hij van zijn woning in de wijk Smichov via de Karelsbrug door de Praagse straten, steegjes en tuinen naar de Karels Universiteit wandelt - ook dat is een van zijn geheimen om jong te blijven.
Ja, een waar renaissance-mens - in Praag anno 1966.