Ons Erfdeel. Jaargang 9
(1965-1966)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
ontroerende dimensie. Hij vertrouwde mij zowat een jaar geleden het schrift met zijn vertaling toe en verklaarde gelukkig te zijn er met zoveel overgave aan te hebben gewerkt. ‘De kern van alle dingen
is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen.
Ons lied is kort en broos.’
klinkt in zijn vertaling: ‘La quintessence de toutes choses
est douce et infinie.
Seules les choses chantent.
Notre chant est court et fragile.’
Toen ik hem in december j.l. voor 't laatst bezocht te Wevelgem, waar hij geregeld rust kwam nemen, had ik niet de indruk dat zijn toestand - hij was sedert jaren verlamd - was verergerd. Daarom ook kwam zijn dood op 10 januari j.l. - hij is in zijn geliefde vaderstad Torkonje gestorven - geheel onverwacht. Hij werkte nog hard - ten minste voorzover zijn toestand het hem toeliet - en zijn belangstelling bleef onverminderd voor het geheel van de Nederlandse kulturele aktie. Hij las nog verleden jaar de zopas verschenen werken over de Vlaamse Beweging en volgde via pers, radio en televisie alles wat maar enigszins verband hield met de Nederlandse gezindheid. Hij bleef zich heilig ergeren aan de onwetendheid en de kwade trouw van veel van zijn landgenoten in verband met alles wat Nederlands is. Wanneer hij er nog de fysieke kracht voor kon vinden, reageerde hij hiertegen. Speciaal de aktie voor het Nederlands in Frans-Vlaanderen volgde hij met entoesiasme. Hij was gelukkig met de zichtbare vooruitgang - maar uiterst voorzichtig; wat niet betekent dat hij bang was voor zijn mening uit te komen. Wie zijn geschriften leest zal ervaren dat Dr. Van den Driessche een man uit één stuk, een knappe en veelzijdige geest is geweest. Hij hield zich meestal bescheiden op de achtergrond, maar was in alle omstandigheden een trouwe vriend en voor ons, jongeren, een begrijpende raadsman die zijn ervaring altijd heeft aangewend voor de goede zaak. Hij ijverde voor de beste verstandhouding en staarde zich nooit blind op bijkomstigheden. Wat voor hem alleen telde, en dat blijkt overduidelijk uit al zijn geschriften, zowel over ekonomische, sociale, historische, kulturele en politieke onderwerpen, was de verbondenheid van de Nederlanden. | |
[pagina 6]
| |
Dr. Jules-Emmanuel Van den Driessche werd te Torkonje geboren op 21 juli 1898. Zijn voorouders waren uit Belgisch-Vlaanderen afkomstig en hierdoor kwam hij van jongsaf geregeld in kontakt met het Vlaanderen van over de grens. Op vijfentwintigjarige leeftijd zette hij zich aan de studie van zijn moedertaal, het Nederlands. Hij begint zijn loopbaan als advokaat aan de balie te Rijsel en wordt vervolgens algemeen-sekretaris van de kamer voor koophandel en nijverheid te Torkonje. Later wordt hij ook konservator van de plaatselijke musea.
Bij alles wat na 1923 voor de heropbloei en de instandhouding van de Nederlandse kultuur in Frans-Vlaanderen wordt ondernomen, is hij betrokken. Hij maakt naam als rechtsgeleerde, als historikus met zijn monumentale ‘Histoire de Tourcoing’, als ekonoom en kunstkritikus. In alle omstandigheden blijft hij een overtuigd Vlaming met een Groot-Nederlandse visie op de dingen. Hij voert het woord op de Vlaamse Wetenschappelijke Kongressen, raakt bevriend met Dr. Jef Goossenaerts en Mevr. Dr. J. Gabriëls en zijn verdiensten als ekonoom worden zowel door het ‘Vlaams Ekonomisch Verbond’ als door de ‘Wolraad van Suid-Afrika’ erkend. De Nederlandse Koningin benoemde hem in 1961 tot officier in de orde van Oranje-Nassau.
□
Veertig jaar lang - hij schreef in dit tijdschrift zijn herinneringen onder de titel ‘Quarante ans au service de la Flandre’ - heeft Dr. J.E. van den Driessche bijgedragen tot de instandhouding van het Nederlands bewustzijn in Frans-Vlaanderen. Hij hield van realisaties. Hij besefte reeds lang dat het Nederlands onderwijs voor Frans-Vlaanderen van levensbelang is voor onze kultuur, want in 1930 stichtte hij de ‘Nederlandse afdeling’ van de ‘Cercle Polyglotte’ te Torkonje. In 1951 hielp hij ‘Notre Flandre’, het tijdschrift van de Frans-Vlamingen tot stand komen en vanaf het ontstaan van ‘Ons Erfdeel’ werd hij er een van de waardevolste medewerkers van.
Het werk van deze eminente vriend en medewerker wacht op de grondige bestudering die het mogelijk zal maken zijn grote verdiensten en zijn betekenis definitief onder woorden te brengen. De hieronder afgedrukte ‘Proeve van een bibliografie’ wil een eerste bijdrage hiertoe zijn. In de volgende nummers van dit tijdschrift zullen nog niet verschenen artikelen van zijn hand worden afgedrukt. Zo zal hij nog geruime tijd aan ‘Ons Erfdeel’ meewerken en zal zijn nagedachtenis biezonder levend onder ons blijven. |
|