In de rand
Van jaar tot jaar stijgt het aantal Nederlandssprekenden die Frans-Vlaanderen bezoeken. Doorgaans beleven zij er een blijde verrassing. Het land is schoon, omdat een ver verleden er bijna ongerept bewaard bleef in zijn steden en dorpen, omringd door een natuur die de weidsheid van brede horizonten verenigt met de bekoorlijkheid van het schilderachtige detail. Oppervlakkig beschouwd lijkt de bevolking Frans, omdat alle officiële mededelingen en bijna alle opschriften op hotels, koffiehuizen en winkels in die taal gesteld zijn. Frans ook de taal waarin de vreemdeling wordt aangesproken, omdat de gewoonte, door allerlei oorzaken bepaald, het zo wil.
Maar achter die uiterlijkheid leeft nog het Nederlands verder. In de toponymische benamingen, onvergetelijk echt en mooi: Borre, Zermezeele, Krochte, Okselare, zelfs Roosendaal en Koudekerke. In de familienamen, waarin de stamwoorden van het middeleeuwse Diets naklinken. Bij nader toezien zelfs op oude gebouwen, in kerken en bedehuizen, op herbergen en boerderijen. Zodra men het vertrouwen van de bewoners gewonnen heeft, spreekt uit hun mond, archaïsch en landelijk, weer de eigen moedertaal, door Gezelle eens ‘ons oud Vlaemsch’ geheten en niet minder Nederlands dan welk dialekt ook dat tussen Schelde en Zuiderzee gesproken wordt.
De meeste Frans-Vlamingen beseffen niet wat zij bezitten. De Nederlandssprekende toeristen die hun land bezoeken kunnen hen helpen bij de ontdekking en herwaardering van hun rijkdom. Laten zij door Frans-Vlaanderen reizen met de vriendelijke eenvoud van de echte hoffelijkheid. Als gasten die voor hun gastheren eerbied hebben. Laten zij Nederlands spreken, langzaam en gemoedelijk, waar het enigszins kan. Wijzen op de betekenis van het Nederlands. Kontakten leggen, betrekkingen aanhouden, niet alleen nemen maar ook geven. Een boek of tijdschrift dat men achterlaat, de herinnering aan een menselijke voorkomendheid, een inlichting die zal doen nadenken, zaken die onbelangrijk schijnen hebben hun belang.
Als de Frans-Vlamingen leren inzien dat het materieel voordelig is het Nederlands karakter van land en volk te tonen in plaats van het te verbergen, zullen zij ertoe komen de erfschatten van hun verleden tot elke prijs te redden. Zij zullen begrijpen dat een Nederlands Vlaanderen in het Franse staatsverband meer bezoekers zal aanlokken dan een verfranst Vlaanderen en in Frankrijk aan de Franse kultuur de dienst kan bewijzen van de bemiddelaar die een bijna onbekende beschaving, een der rijkste van Europa nog wel, voor hun Franse medeburgers toegankelijk maakt. De eerste hotelhouder in Frans-Vlaanderen die eraan zal denken zijn zaak een Nederlandse naam te geven zal gouden zaken doen.
ANDRE DEMEDTS