van zijn Herinneringen. Uit zijn woorden klinkt de weemoed door, het heimwee naar de eigen stijl en techniek van het Volkstoneel, zijn homogeen schouwburgpubliek, zijn transcendente geest. Van der Plaetse heeft zich, op zijn manier, omwille van dat verleden gewroken, niet alleen als deklamator, maar ook en vooral als regisseur.
Zijn staat van dienst - zijn palmares mogen wij schrijven - is haast onoverzichtelijk geworden. Hij regisseerde werk van Sofokles, de middeleeuwse mysteriespelen, Shakespeare, Vondel, Schiller, Stefan Zweig, T.S. Eliot. Het kost geen moeite om in zijn voorkeur en werkwijze de erfgenaam van het Volkstoneel te herkennen. Maar bepaald na de tweede wereldoorlog aarzelt hij geen ogenblik om zich de nieuwe vorm van het openluchttoneel eigen te maken. Ons volk houdt van stoeten en groots vertoon. Van der Plaetse heeft het stoeten en groots vertoon bezorgd. Wij noemen, uit een lange rij: het Guldensporenspel en de Praalstoet van de Nederlandse Taal te Kortrijk, het Rodenbachspel en de Rodenbachstoet te Roeselare, de Reynaert de Vos-optocht te Hulst (Ned.), e.v.a. Bescheiden van omvang maar zeker even vruchtbaar door het rechtstreeks vormend kontakt met de mens, is de arbeid van Van der Plaetse in de kringen van het amateurtoneel. En wij vergeten nog andere aktiviteiten, bij de produktie van fonoplaten of als medewerker aan talrijke radio- en televisie-instituten.
Dit beeld van de jarige is noodzakelijk onvolledig. Het komt me voor dat vooral zijn menselijkheid ons ontsnapt en zich verschuilt achter zijn kunstenaarschap. Is hij alleen maar de artiest die wij allen kennen en waarderen? Is hij alleen de jolige pretmaker, de goedlachse vriend, de luidruchtige kameraad die af en toe zijn hielen veegt aan de konventies, van wie men nauwelijks kan aannemen dat hij àl zestig wordt? Of verbergt dit geestelijk kind van Verschaeve ergens in een van zijn intiemste kamers een onuitsprekelijke hunker die enigszins maar nauwelijks doorschemert uit zijn gedichten met sterk autobiografische inslag? Het is niet goed dat de rijkdommen van geest en gemoed volledig worden blootgelegd. Wij mogen met Westvlaamse geslotenheid beschutting zoeken omdat wij nog te leven hebben. Onze feestwensen aan Antoon zijn er niet minder hartelijk om!