pays des dunes; cependant, depuis un demi-siècle, son exceptionnel épannouissement a pu être comparé à celui de la peinture au temps de Vermeer et de Rembrandt.’ Deze bibliofiel uitgegeven bundel bevat vertalingen van Henriette Roland Holst, J.H. Leopold, P.C. Boutens, M. Nijhoff, Jan Prins, J.C. Bloem, Geerten Gossaert, A. Roland Holst, H. Marsman, J.J. Slauerhoff, J.W.F. Werumeus Buning, Victor E. van Vriesland, Jan Engelman, Anton van Duinkerken, Gerard den Brabander, Gerard Diels, Bertus Aafjes, Koos Schuur, Eric van der Steen, Adriaan Morriën, Gabriël Smit, Gerrit Achterberg en M. Vasalis. Deze opsomming illustreert de goede smaak van André Piot en zijn kennis van de Noordnederlandse poëzie.
Reeds herhaaldelijk schreef hij me zich erover te verheugen dat hij, door zijn vertalingen voor dit tijdschrift, nu ook met de poëzie van Zuidnederlanders en Afrikaners heeft kunnen kennis maken. Wie zijn bewerkingen van hun verzen leest, stelt vast dat hij er voortreffelijk in slaagt hun poëzie in het Frans gestalte te geven.
Nu André Piot stilaan een volledig beeld begint te krijgen van de poëtische rijkdom der Nederlanden hoop ik dat hij, als die andere Parijse vriend van onze literatuur en kultuur, Prof. Dr. Pierre Brachin, deze kennis zal blijven aanwenden voor de verspreiding van onze al te vaak miskende dichtkunst in het Franse taalgebied.
Wat mij betreft kan André Piot verzekerd zijn van mijn grote bewondering voor zijn werk en van mijn warme sympatie. Telkens opnieuw spreken de dichters waarvan hij werk vertaalt hun waardering uit voor zijn transposities. Ik ben ervan overtuigd dat men in het Nederlandse en Afrikaanse taalgebied op de duur algemeen de betekenis van Piot's werk zal gaan beseffen en waarderen.
JOZEF DELEU