Ons Erfdeel. Jaargang 6
(1962-1963)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Vervolg XVZoals werd beloofd in onze vorige kroniek wensen wij deze bijdrage volledig te wijden aan de werking van ‘Pro Westlandia’, die ontworpen werd door de thans tachtigjarige en nog onlangs te Antwerpen gehuldigde Cyriel Rousseeu. Dank zij de lektuur van Conscience's ‘Zannekin’ was deze Watounaar op zestienjarige leeftijd tot de ontdekking gekomen dat ook aan de overzijde van de dichtbij gelegen grens rasechte Vlamingen woonden. Deze openbaring vervulde | |
[pagina 19]
| |
hem met een ware romantische geestdrift en deed in hem een strijd- en aktiedrang groeien die hem nooit meer zou loslaten. Van 1901 tot 1903 verbleef hij in Frans-Vlaanderen en daarna te Antwerpen waar hij tramontvanger werd in 1906. Hier wierp hij zich met hart en ziel in de binnenlandse Vlaamse strijd door dagelijkse aktie van man tot man en zo kwam hij ook in betrekking met vooraanstaande Vlaamse figuren. Sterk onder de indruk van de toespraak van de Zuidvlaamse Pastoor Descamps, gehouden tijdens het eerste Taal- en Geschiedkundig Kongres in 1910, en getroffen door het optreden van de reeds genoemde Antwerpse jonge kunstenaars in Frans-Vlaanderen kreeg zijn plan vaste vorm. Hij ging het voorleggen aan Ernest Claes, toen voorzitter van de ‘Groeningewacht’. die hem in betrekking bracht met die andere verdienstelijke Westvlaming Dr. Hilaire Allaeys (o Woesten 1874 - † Antwerpen 1934), die onmiddellijk voor het plan tot verdediging van de taalgrens in West-Vlaanderen en van de Vlaamse taal in Frans-Vlaanderen gewonnen was en die het voorzitterschap van de nieuwe vereniging aanvaardde. Er was echter nog een derde man nodig en die werd gevonden in de persoon van Dr. August Borms, toen leraar aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen. Dr. A. Borms, die, als sekretaris van het Kongres van 1910, reeds met het Fransvlaamse probleem was gekonfronteerd, was bereid de eigenlijke leiding op zich te nemen. Zo is dus de vereniging ‘Pro Westlandia’ (zo genoemd
Francine Lepage (dochter van Pol). Prof. Modest Lauwerys en C. Rousseeu.
| |
[pagina 20]
| |
door Dr. Allaeys) ontstaan. De aanvankelijke naam was echter ‘Vlaamse Zangersgilde’. Een eerste propagandareis werd uitgestippeld in 1912 toen Theofiel Vandevelde, de kranige zeventigjarige voorzitter van de Vlaamsgezinde kring ‘De Vlaamse Herten’ te Watou, naar de Conscience-feesten kwam te Antwerpen en zijn hulp aanbood. Als graanhandelaar onderhield Theofiel Vandevelde handelsbetrekkingen met de Westhoek en hij kende tal van officiële autoriteiten in de Zuidvlaamse dorpen. Zijn herhaalde medewerking is zeer belangrijk geweest. Begin september 1912 werd dan de eerste tocht aangevangen met als medewerkende kunstenaars Pol Lepage, kunstzanger en leider van de ‘Groeningewacht Berchem’, J. Claes, een vriend van Lepage, Jozef Wattelet, pianist, toondichter en leraar aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium, en Modest Lauwerijs, deklamator. De sekretaris C. Rousseeu was de gids en de arbeider achter de schermen. Dr. A. Borms was de leider, de bezieler en de voordrachtgever. ‘Pro Westlandia’ - de naam is veelzeggend - beoogde in de eerste plaats in de Zuidvlaamse Westhoek, door middel van de kunst van woord en melodie, de liefde voor de Vlaamse taal en kultuur weer op te wekken maar daarnaast wou de groep ook de Westvlaamse Westhoek - dus het gehele Westland - tegen de Franse kulturele druk beveiligen. Daarom werd eerst opgetreden te Watou (7 september 1912) waar een grote Consciencestoet werd opgeluisterd, en vervolgens te Poperinge in de stadsschouwburg, onder uitbundige bijval.
Op 8 september trok de groep met de autobus van de heer Vandevelde over de grens. Met veel moeite konden de zangboekjes over de grens worden gebracht. (Dat zou vaker moeten gebeuren. Soms ging het gemakkelijker maar soms ging het ook niet.) Een eerste optreden had plaats te Belle in de zaal ‘Au Faucon’, voor een vijftigtal belangstellenden. Onder de aanwezigen bevonden zich drukker Ficheroulle en Advokaat Courtyl van het Comité Flamand. De kunstavond begon met een toespraak van Dr. Borms, deels in het Nederlands, deels in het Frans over ‘De middeleeuwse Polyfonie, ons gemeenschappelijk Erfdeel’. Pol Lepage zong o.m. ‘Het Loze Vissertje’ ‘De Twee Koningskinderen’, ‘'t Kwezelken’, liederen van Antheunis, Benoit e.a., terwijl Modest Lauwerijs o.m. voordroeg uit Gezelle, | |
[pagina 21]
| |
Rodenbach (‘Klokke Roeland’) en René De Clercq. De volgende dag werd opgetreden te Steenvoorde waar de groep werd verwelkomd door burgemeester Parmentier en zoveel bijval genoot dat hij moest beloven bij de eerstvolgende toernee opnieuw naar Steenvoorde te zullen komen. Dan volgde nog een even geslaagd optreden te Hazebroek en de eerste kulturele propagandareis werd besloten te Kassel, waar de belangstelling bevredigend was maar waar de kunstavond gestoord werd door een onderwijzer, die met enige handlangers uit Rijsel was overgekomen om de kunstenaars voor Pangermanisten uit te schelden. Ondanks dit incident mocht de eerste tocht een bijzonder sukses worden genoemd en in de Vlaams-Belgische, de Noordnederlandse en de Franstalige pers uit de streek werd er met de meeste lof over geschreven.
Tijdens de Kerstvakantie 1912 werd reeds een tweede toernee in Frans-Vlaanderen ondernomen, waarbij Staf Bruggen zijn eerste proeven deed als deklamator. Opnieuw werd opgetreden te Steenvoorde en te Hazebroek. In dit laatste stadje werden ze bij die gelegenheid uitgenodigd bij een oude patriciër die met ontroering zei: ‘Nu gij hier gekomen zijt kan ik gerust sterven in de overtuiging dat mijn geliefd Frans-Vlaanderen niet zal verloren gaan’. Een kunstavond werd ook verzorgd te Wormhout, waar de zaal te klein was en waar zelfs toeschouwers buiten aan de ramen hingen om het spektakel te kunnen bijwonen. Na dit optreden werd de groep door brouwer Bele en de vooraanstaanden van het dorp gulhartig ontvangen.
In 1913 ondernam ‘Pro Westlandia’ drie toernees in de Westhoek en trad ook op voor de Vlaamse Vriendenkring te Robeke. De eerste reis werd gemaakt tijdens de Paasvakantie. Zo werd een tweede maal opgetreden te Wormhout. Opnieuw kreeg de groep daar een groot feestmaal aangeboden, ditmaal door de plaatselijke notaris die de notabelen van de streek met zijn gasten als volgt in betrekking bracht: ‘Mijne heren, vandaag hebben wij hier Vlaamse gasten, dus wordt er enkel Vlaams gesproken’. Dan volgde een eerste optreden te St.-Winoksbergen, waar de drukker-uitgever Barbez de organisator was. De heer Barbez was daarna zo vriendelijk Dr. Borms en C. Rousseeu met zijn wagen naar Pastoor Descamps te | |
[pagina 22]
| |
brengen, die toen van Zerkel naar Klein Sinten was overgeplaatst en die het Vlaams initiatief met vreugde begroette.
Tijdens dezelfde rondreis trad de groep nog op te Duinkerke voor het Hollandse zeemanshuis waarvan dominee Blommaert directeur was en waar J.W.L. Van Es hen ontmoette. Bij de terugreis werden ook nog enkele Westvlaamse dorpen aangedaan.
Tijdens de grote vakantie van 1913 trok ‘Pro Westlandia’ voor de vierde maal naar de Westhoek. Thans werd o.m. opgetreden te Ekelsbeke in het bekende kasteel, eigendom van een Parijse kasteelheer, die het heel normaal vond dat de bevolking daar iets van de eigen kunst en de eigen geschiedenis in de eigen taal kon leren. Een volgende toernee - de vijfde in de reeks - werd ondernomen tijdens de Kerstvakantie in 1913 en een zesde rondreis werd gemaakt tijdens de Paasvakantie van 1914, telkens met evenveel bijval, een bijval die vooral te danken was aan de medewerking van de plaatselijke pastoors.
Een nieuwe grote toernee werd dan gepland voor augustus-september 1914 en werd ook aangevangen, maar toen de groep op 3 augustus te Kortrijk was (voor een tweede optreden aldaar) brak de oorlog uit en dit betekende meteen het einde van de werking van ‘Pro Westlandia’.
Wij moeten nog vermelden dat naast de reeds genoemde kunstenaars ook nog Tony Magnus, Juliaan Platteau en Jan Borms aan verschillende tochten hebben deelgenomen en dat Dr. H. Allaeys, als voorzitter en als taalgeleerde, vooral instond voor de buitenlandse betrekkingen en voor de kontakten tussen ‘Pro Westlandia’ en de verschillende regionalistische bewegingen die toen in Frankrijk opgang maakten. Onder de Zuidvlaamse bladen die verslag uitbrachten over de kunstavonden noemen wij: ‘La Bailleuloise’ (uitgever Ficheroulle te Belle), ‘Le Patriote des Flandres’ (Steenvoorde), ‘L'Indicateur’ (Hazebroek), ‘Le Journal de Wormhout’, ‘Le Journal de Bergues’. Van de Vlaamse en Nederlandse bladen die een verslag gaven over de rondreizen vermelden wij: ‘De Vlaamse Gazet’ (23, 24, 27 september en 2, 4 oktober 1912), ‘Het Handels- | |
[pagina 23]
| |
blad’, ‘Het Laatste Nieuws’, ‘De Poperingenaar’, ‘De Ieperse Bode’, ‘De nieuwe Rotterdamse Courant’, ‘Het Algemeen Handelsblad’ (Amsterdam) en het maandblad ‘Neerlandia’ van het Algemeen Nederlands Verbond, dat zich toen ook weer verdienstelijk maakte door het leveren van boeken die tijdens de reizen aan Frans-Vlamingen werden geschonken.
Al ging de aktie van ‘Pro Westlandia’ in 1914 te niet toch zouden de zaadjes die in Frans-Vlaanderen werden gezaaid wortel schieten, groeien en vruchten dragen. Tijdens de eerste tocht had Dr. Borms de hoop uitgesproken dat toch één zaadje in goede aarde zou mogen vallen en zijn hoop werd ook vervuld.
Over de rondreis van 1912 schreef reeds W.J.L. van Es: ‘De grote betekenis van die tocht is geweest, dat zij onder de as glimmende vonken bijeen hebben gerakeld en dat de stoot gegeven is tot een aaneensluiting van alle Vlaamsgezinden in Frans-Vlaanderen, waaruit in de toekomst zal moeten ontstaan steen voor steen als een hecht en sterk gebouw: het van hoog tot laag Vlaams voelende, Vlaams denkende Vlaamse volk van Frans-Vlaanderen’ (Neerlandia, nr 3, 1913). En nog onlangs getuigde Kan. A. Lescroart (Cfr ‘Ons Erfdeel’ VI, 1, blz. 7) dat hij in 1913 tijdens ‘Een feest van Vlaamse poëzie en Vlaams gezang, ingericht door de Vlamingen van België’ voor het eerst de Vlaamse ziel heeft gevoeld. Kan. Lescroart zou in 1923 de stichter worden van het studieblad ‘De Vlaemsche Stemme in Vrankrijk’, dat aan de oorsprong ligt van de merkwaardige aktiviteit die tot 1944 zou worden ontplooid door het Vlaams Verbond van Frankrijk, waarvan verschillende jongeren die met ‘Pro Westlandia’ hadden kennis gemaakt de trekpaarden zijn geweest.
Het behoort tot de Vlaamse tragedie dat zowel de aktie van het Vlaams Verbond als die van Pro Westlandia door oorlogsomstandigheden werden gestuit; maar beider werking heeft toch sporen nagelaten. Zij herinneren er ons aan dat de werking voor de Nederlandse taal en kultuur moet worden voortgezet met de overtuiging en met het dynamisme waarvan mensen als C. Rousseeu, Dr. Borms en de medewerkers van ‘Pro Westlandia’ blijk hebben gegeven, die om hun offervaardigheid en hun onbaatzuchtig werk voor de Vlaamse zaak, waarvoor zij alles hebben veil gehad, onze blijvende bewondering en onze dank en erkentelijkheid verdienen.
(Wordt voortgezet) |
|