Ons Erfdeel. Jaargang 6
(1962-1963)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Professor Geyl in zijn werkkamer
| |
[pagina 13]
| |
Utrecht, 30 december 1962.Waarde Hoofdredakteur.
Mijn hartelijke dank voor uw vriendelijke brief. Ik moet bekennen dat het mij altijd goed doet, wanneer ik blijken van genegenheid of waardering uit Vlaanderen ontvang. Zo'n groot deel van mijn leven ligt daar. Zoveel vrienden heb ik er gehad, en heb ik er nog. Zoveel herinneringen zijn voor mij verbonden aan de lange strijd die er gevoerd wordt, en waar ik van 1911 af bij betrokken geweest ben.
Mijn innige deelneming is van heel wat teleurstellingen vergezeld gegaan. Zoveel te dieper verheugd ben ik, dat gij - en ik bedoel hiermee alle oprechte Vlaamsgezinden, van welke partij ook, en in alle schakeringen - de moed niet hebt verloren. En inderdaad, ofschoon het hele programma nog zo bij lange na niet verwezenlijkt is, en ofschoon er zelfs in de loop van de jaren tussen de winsten door verliezen geleden zijn, die moeilijk meer zijn goed te maken - ik denk aan Brussel -, de vooruitzichten zijn opnieuw hoopvol.
Wat Nederland betreft, er is altijd nog te weinig begrip voor uw strijd. En toch is ook hier veel ten goede veranderd. Vooral op het gebied van kulturele samenwerking is het inzicht van gemeenschappelijk belang ontzaglijk versterkt, en er openen zich daar nieuwe verschieten. Dat ligt in de eerste plaats aan wat gij Vlamingen zelf gepresteerd hebt. In de veranderde internationale omstandigheden, die het voor kleinere kulturen moeilijker maken zich te handhaven, zou het werkelijk van al te moedwillige blindheid getuigen, als de Hollanders uw bijstand nóg versmaadden. Er zal ook in dit opzicht nog heel veel gedaan moeten worden. Maar er is nu de bereidheid, ook aan onze kant.
Kortom, als ik het verleden beschouw en soms het hoofd moet schudden over de eigenzinnigheid van de ontwikkeling die ik beleefd heb en die zich aan onze illusies en misvattingen niet stoorde, dan blijf ik overtuigd dat wij voortgang gemaakt hebben en nog zullen maken. En ondertussen is voor mij persoonlijk de gemeenschap met het strijdende Vlaanderen een kostbaar bezit. |
|