verscherpen, is dit nog uiterst vaag. De vertalingen van Nederlandse poëzie en proza in het Italiaans door Giocomo Prampolini; in het Spaans door Francisco Carrasquer; in het Frans door Liliane Wouters, Dolf Verspoor, Prof. Closset, André Piot, Roger Bodart, Edmond Knaeps, e.a.; in het Engels door James Holmes, Ernest Roy Edwards, e.a.; in het Duits door Georg Hermanowski, Jérôme Decroos, Heinz Graef, e.a.; het verschijnen van overzichten van onze literatuur als ‘Poetry of the Netherlands in its European context 1170-1930’ door Th. Weevers; ‘Die Stimme des schwarzen Löwen’ door Georg Hermanowski; ‘La littérature néerlandaise’ door Pierre Brachin; en de uitgave van geheel aan onze letterkunde gewijde nummers van het Amerikaanse tijdschrift ‘The Literary Review’ wijzen er op dat het buitenland een daadwerkelijke interesse heeft voor onze taal en kultuur. En deze lijst is ver van volledig. Ook in de Skandinavische landen, in Rusland, Australië, Japan en vele andere landen is er belangstelling voor onze taal.
Gelukkig groeit in Nederland en Vlaanderen ook het besef dat wij onze grenzen moeten overschrijden en de wereld moeten tonen hoe rijk ons kultureel erfgoed is. Is het niet verheugend dat een driemaandelijks tijdschrift als het Engelstalige en in Amsterdam verschijnende ‘Delta’ geheel aan onze kultuur is gewijd en op grote schaal wordt verspreid in de Engelstalige landen. Wij zullen maar hopen dat wij binnenkort over een dergelijk tijdschrift beschikken in het Frans, het Duits, het Spaans, het Italiaans en misschien ook in het Russisch. Ook de Amsterdamse ‘Stichting ter bevordering van Nederlandstalig letterkundig werk in het buitenland’ die in verschillende talen gestelde bulletins uitgeeft en het in Gent gevestigde internationaal literair agentschap ‘Ilita’ leveren heel prijzenswaardig werk ter verspreiding van onze literatuur in het buitenland.
Het klinkt dus niet voorbarig als we schrijven