Ons Erfdeel. Jaargang 5
(1961-1962)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Vervolg IXNaast het overwegend Franstalige ‘Le Lion de Flandre’, dat tweemaandelijks verscheen, werd door het Vlaams Verbond van Frankrijk in januari 1929 ook een Vlaamstalig maandblad, bestemd voor het gewone volk, onder de titel ‘De Torrewachter’ in het leven geroepen, nadat ‘De Vlaemsche Stemme in Vrankrijk’ in 1926 had opgehouden te verschijnen. De zorg voor de moedertaal was immers de eerste zorg van het Vlaams Verbond van Frankrijk. Franstalige publicaties waren noodzakelijk om de Vlaamse gedachte ook in Rijsels-Vlaanderen te kunnen verspreiden maar het uiteindelijk doel was: de Vlaamse taal opnieuw doen leven, de mensen weer Vlaams leren lezen en schrijven en vooral Vlaams onderwijs bekomen om de toekomst van de Vlaamse taal te verzekeren. Korte Vlaamse rubrieken en humoristische stukjes in allerlei bladen (zie ons art. VI) | |
[pagina 10]
| |
konden niet langer volstaan; men moest komen tot een volledig Vlaams volksblad. De uit België ingeweken Vlamingen hadden reeds te Robeke in 1927 ‘Onze Taal’ - maandblad voor Noord- Frankrijk - uitgegeven, een blad dat geleid werd door de hoofdredacteur en beheerder Albert Van Hoyweghen en dat drie jaar bleef bestaan. ‘De Torrewachter’ nu moest het blad worden van de autochtone Zuid-Vlamingen vooral uit de Vlaamssprekende Westhoek. Het motto ervan was: ‘Wees Vlaming dien God Vlaming schiep’. Als directeur fungeerde Justin Blanckaert, de voorzitter van het Vlaams Verbond van Frankrijk en het blad werd beheerd en uitgegeven door Alexis Ficheroulle uit Belle. Dat toch ook reeds bij het verschijnen van het eerste nummer werd gedacht aan de verspreiding van het blad in België en Nederland blijkt uit het feit dat bovenaan op de eerste bladzijde vermeld werd: ‘Alleenverkoop voor België en Nederland, Zonnewende, Leiestraat 12, Kortrijk’.
Welke de inzichten waren van ‘De Torrewachter’ kon men in dit eerste nummer (15 jan. 1929) lezen in een artikel van de hand van H. Rijngaert. De programmaverklaring kunnen wij best samenvatten als volgt: spreken met de Frans-Vlamingen in hun eigen moedertaal over het verleden, het heden en de toekomst van Vlaanderen. Wij citeren een paar treffende passussen uit het artikel van H. Rijngaert: ‘Hoevele Vlamingen zijn er niet die zeggen: “'t Vlaamsch zou niet moeten bestaan; 't Vlaamsch en is geen taal!” Op al die zotte klaps zullen wij antwoorden. Maar de beste antwoord is deze van die Vlamingen zelve. Volg ze: in societeit, ze zullen Vlaamsch klappen, ze zullen op hun gemak niet zijn als eene van hun confraters Fransch zal uitbrabbelen. “'t Vlaamsch zou niet moeten bestaan!” dat is de wensch van 't herte niet. De Vlamingen gebruiken geern hun taal en wij kunnen ze maar groot gelijk geven! Zij is zoo teer en zoo zoet onze oude Vlaamsche taal! Vlamingen, zij is toch zoo kleurig en zoo machtig op uw lippen! 't Vlaamsch is een schoone taal die zal, die moet blijven bestaan...’
De grote verdienste van ‘De Torrewachter’ is geweest dat het blad het Vlaams bij het volk in ere heeft gehouden, veel thans nog levende mensen Vlaams heeft leren lezen en ook een aantal Zuid-Vlamingen Vlaams heeft leren schrijven. In ‘De Torrewachter’ hebben de intellectuelen en letterlievenden in Zuid-Vlaanderen een tribuun gevonden en aldus werd langzamerhand een groep Vlaamsschrijvende letterkundigen gevormd die weliswaar nog heel wat fouten schreven tegen taal en syntaxis maar die toch - in acht genomen dat zij alles bij zichzelf moesten leren - reeds mooie resultaten hebben bereikt. Door de Taal- en Letterkundige Wedstrijden die ieder jaar door het V.V.F. met een groeiend succes werden ingericht (er waren soms een honderdtal deelnemers) werden de dichters, de prozaschrijvers en de vertalers sterk aangemoedigd. Minder aanmoediging | |
[pagina 11]
| |
ontvingen zij van uit België en Nederland waar men niet wist dat men hier te doen had met de eerste grote inspanning om weer aan te sluiten bij de Nederlandse literatuur en waar men die Zuidvlaamse literaire produktie te zeer beoordeelde met de maatstaven van bij ons. De enige wellicht in het Nederlands taalgebied die de Fransvlaamse letterkunde - zoals ook de gehele Zuidvlaamse beweging - tussen de twee oorlogen van zeer dichtbij heeft gevolgd en begrepen is Dr. Vital Celen geweest. Wie kennis wil maken met hetgeen in Zuid-Vlaanderen werd geschreven in de vooroorlogse glansperiode van het V.V.F. moet, indien hij de tijdschriften zelf niet bezit, te rade gaan bij Dr. V. Celen. Vooral in zijn bloemlezing ‘Zóó schrijven de Fransch-Vlamingen’ (Wiek Op, Brugge, 1943) kan men het beste samenvinden van wat in Zuid-Vlaanderen in het Vlaams geschreven werd in ‘De Vlaemsche Stemme’, ‘De Torrewachter’, ‘Le Lion de Flandre’ en ‘Onze Taal’. Onder de voornaamste Zuidvlaamse schrijvers noemen wij E.H. René Despicht (o Ochtezele 1870 - † Steenvoorde 1960), Romain Van de Meule (o Spijker 1870 - † Brussel 1941), E.H. Andrien Ryckelynck (o Bollezele 1889 - † 1945) en E.H. Marcel Janssen (o Gijvelde 1903). Als knapste Nederlandsschrijvende essayist en historicus moet hier ook weer E.H. Jean-Marie Gantois (o Waten 1904) worden vermeld.
Voor een verdere behandeling van de Zuidvlaamse letterkunde zouden wij een aparte studie moeten schrijven. In het bestek van deze artikelenreeks kunnen wij er dan ook niet verder over uitweiden.
Een vrucht van de samenwerking onder de Zuidvlaamse intellectuelen die deel uitmaakten van het V.V.F. was ook de uitgave van het merkwaardig en lijvig werk ‘Flandre notre Mère’ (1931) waarin Frans-Vlaanderen onder alle aspecten wordt belicht. In dit boek, dat opgedragen werd aan Kan. Looten ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag, treffen wij een algemene inleiding aan van Nicolaas Bourgeois, een bijdrage van P. Deffontaines over de aardrijkskunde van Frans-Vlaanderen, een geschiedkundig overzicht door Kan. Looten, een beschrijving van het leven der Vlamingen door E.H.C. De Croocq, een bespreking van de toestand van de Vlaamse taal van de hand van J. Dewachter, een overzicht van de Vlaamse letterkunde door E.H. Despicht en van de Franse literatuur door A. Mabille de Poncheville, een artikel over de kunst in Frans-Vlaanderen door F. Beaucamp en over de ziel van het Vlaamse volk door E.H.L. Détrez, een bijdrage van Dr J.E. Van den Driessche over de nijverheid in het arrondissement Rijsel, een studie over de landbouw in het arrondissement Duinkerke door P. Vandamme en tenslotte een historiek van de zeevaart en visserij in Vlaanderen door J. Delannoy.
Wat nu verder ‘Le Lion de Flandre’ en ‘De Torrewachter’ betreft: beide publicaties zijn blijven verschijnen tot in september 1944. Er is | |
[pagina 12]
| |
enkel een onderbreking geweest van einde 1939 tot januari 1941. Na de Duitse inval bleef het V.V.F. ruim een half jaar wachten vooraleer zijn werking te hernemen. De actie werd dan hervat omdat de leiders van oordeel waren dat door verder stilzwijgen en door langere passiviteit de vruchten van het vroeger werk zouden verloren kunnen gaan. In januari 1941 verscheen dan ‘Le Lion de Flandre’ opnieuw onder het motto: ‘La Flandre continue...’.
In ‘De Toerist’, 16 maart 1953, staat een merkwaardig artikel te lezen waarin een bekend publicist onder het pseudoniem Testis het relaas schrijft van ‘De Frans-Vlaamse Beweging in de Storm’ zoals hij dat ook reeds vier jaar vroeger had gedaan in het eerste Zuid-Vlaanderennummer dat na de oorlog is verschenen n.l. het speciaal Zuid-Vlaanderennummer van ‘De Blauwvoet’, maandblad van de Heel-Nederlandse Jeugd, onder de leiding van Staf Vermeire. Naast het tragisch verhaal van repressie vernemen wij daarin ook hoe sterk het V.V.F. de laatste jaren van zijn bestaan was geworden en op welke hoge oplage zijn publicaties toen werden gedrukt. In de stukken van de rechtszaak tegen het V.V.F. wordt immers gezegd: ‘A l'intention de ceux qui continuent à croire que le Vlaams Verbond n'est pas dangereux, voici quelques chiffres édifiants: Le tirage du Lion de Flandre est passé à 1200, à 2000 exemplaires... De Torrewachter tirait, ces derniers mois, à dix mille exemplaires. Les membres du Vlaams Verbond atteignaient le nombre de quatre mille... De nombreux sympathisants qu'on peut évaluer à 12.000 entendent aux cours de nombreuses conférences les paroles de la propagande flamingante... La Vie du Nord tirait à 50.000 exemplaires...’
De hoogste oplage van dit laatste blad - een weekblad - is zelfs 60.000 exemplaren geweest.
Tijdens de oorlogsjaren had het V.V.F. nog enkele merkwaardige initiatieven genomen. Aldus werd in 1942 een jeugdgroep ‘De Zuidvlaamse Jeugd’ opgericht, die vanaf 1943 beschikte over een eigen orgaan ‘Jeunes de Flandre - De jonge Zuid-Vlaming’. Een strijdvaardige, op sterke wilsvorming en tucht gerichte jeugd kwam er aan het woord onder de leiding van Jacques Florin en Hendrik Blanckaert. Jongeren als Lode Hoex, Steven Pette en Dries Stevenaert, die zich in de later hernomen werking verdienstelijk hebben gemaakt, hebben in de Zuidvlaamse Jeugd hun eerste opleiding ontvangen.
Eveneens in 1942, en welbepaald in november, werd door het V.V.F. een ander belangrijk initiatief genomen n.l. de oprichting van het ‘Institut Flamand de France’ te Rijsel. Aanvankelijk heette dit instituut ‘Centre Régional de Cours et de Conférences’ maar het succes ervan overtrof dusdanig de verwachtingen - voor het schooljaar 1942-1943 waren er niet minder dan 821 inschrijvingen - dat | |
[pagina 13]
| |
men het spoedig tot een volkshogeschool kon laten uitgroeien. Niet alleen werd in het Instituut, schriftelijk en mondeling, naast Engels en Duits ook het Nederlands onderwezen (voor volwassenen: 4 uur per week en voor kinderen eveneens 4 uur per week) maar alle takken van de wetenschappen van de mens kregen er hun beurt. Zo noteerden wij uit een der programmabrochures: ‘Au cours de l'année 1943-1944, sept séries mensuelles de Cours sont organisés: Histoire Régionale - Histoire de l'Art Flamand - Histoire Economique et Sociale de la Région du Nord - Histoire de la Pensée Nordique - Littérature Flamande - Anthropologie - Histoire des Anciennes Civilisations Nordiques’. Secretaris-Generaal van het Instituut was Dr A. Drieux en onder de lesgevers fungeerden o.m. E.H. Caquant, N. Vandenbulcke, E.H. Gantois, P. Dehorter, Nicolaas Bourgeois, R. Hervé, P.F. Quesnoy, A. Cauvin, namen die wij ook regelmatig in ‘Le Lion de Flandre’ kunnen terugvinden.
Nog andere verwezenlijkingen van het Vlaams Verbond tijdens de laatste jaren van zijn bestaan waren: het stichten van een kring voor ingeweken Vlamingen uit België n.l. de Willem van Gullikkring, de oprichting van een ‘Groupe d'Etudes Louis de Baecker’ die een elite intellectuelen groepeerde die studies gezamenlijk publiceerde o.m. in ‘Le Lion de Flandre’ en tenslotte de stichting van een ‘Compagnie d'Art Flamand’ die o.a. tentoonstellingen van Vlaamse kunst inrichtte.
(Wordt voortgezet.) |
|