Nuttige ambachten
(ca. 1870-1880)–Anoniem Nuttige ambachten– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
De stoelenmatter.De taaije biezen zaam te vlechten,
En 't matwerk aan den stoel te hechten,
Is 't handwerk dat deez man verstaat,
En, schoon 't niet hoog staat aan geschreven,
Het doet hem, is 't ook sober, leven,
En schenkt ons menig huisgeraad.
| |
[pagina 2]
| |
De lantaarnopsteker.
Bij 't vallen van den nacht voorzeker,
Dan noemt men u ook gasontsteker,
Voor iedereen een nuttig man;
Want moest men 's nachts uw lichten missen,
Men kon zich in den weg vergissen,
En menig onheil kwam er van.
| |
[pagina 3]
| |
De tuinman.
Spitten, zaaijen, poten, enten,
Wieden, harken en nog meer,
Geeft bij gunstig zomerweer,
Aan den tuinman milde renten,
Want hij schenkt ons voor den disch
Fruit en groenten, malsch en frisch.
| |
[pagina 4]
| |
De ploeger.
Maklijk kan men 't werk niet heeten,
Dat uw taak is, akkerman,
Want het doet uw rossen zweeten,
En gij zelf ook hijgt er van;
Maar trok niet de ploeg de voren,
Waar bleef dan het voedzaam koren.
| |
[pagina 5]
| |
De koperslager.'k Was niet gaarne uw naaste buur,
Koperslager! want uw kloppen,
Doet mij vaak mijn ooren stoppen,
'k Vind het lastig op den duur;
Wordt uw werk met recht geprezen,
'k Wil toch niet uw buurman wezen.
| |
[pagina 6]
| |
De horologiemaker.
Een nuttig kunstig zamenstel,
Mag zeker het horologie heeten,
Maar lieve kindren! weet ge wel,
Wien men die vinding dank moet weten?
't Was Pieter Heele die 't ons gaf,
Duitschland waar men 't eerst het zag.
| |
[pagina 7]
| |
De kleermaker.
Van menig stof - vooral van laken -
Ons kleedren naar het lijf te maken,
Is 't hand werk dat deez man verstaat,
Voorwaar men mag 't als kunstig roemen,
Doch of men 't nuttig ook kan noemen?
Is 't geen ik u beslissen laat.
| |
[pagina 8]
| |
De houtzaagmolenaar.
De Houtzaagmolen is een vond,
Die luide Hollands lof verkond,
Aan Drebbel hebben wij te danken,
Dat door een kunstig samenstel,
De kracht des winds, zoo forsch als snel
De dikste boomen zaagt tot planken.
|
|