| |
| |
| |
| |
De dood van Filips de Tweede.
Phantastisch tafereel.
Het tooneel verbeeldt eene groote, prachtige, doch sombere zael van het Eskuriael. Op de linker zyde van den aenschouwer staet eene ryke legerstede met rood fluweel behangen en waervan het bovenste gedeelte met eene kroon overdekt is. By dezelve, eene tafel waerop een zilveren kruis en zes brandende waskaersen zich bevinden. Een groote armstoel en eenige kleinere maken de stoffering van het vertrek uit. Het is nacht en de zael is slecht verlicht. Filips bevindt zich in de bedstede.
(met eene zwakke stem.)
Fernando, Fernando, ik heb dorst! - (groote stilte. - Hy rigt zich op en doorziet het vertrek.) Niemand! niemand!... myne dienaren zelf hebben my verlaten! (met kracht.) Ellendigen! Aenziet gy my reeds als eene schim zonder wil, zonder magt?.... Ben ik dan Filips de tweede, ben ik uw koning niet meer?... Ben ik de overwinnaer van S t. Quintyn, van Grevelingen niet?.. Is het niet voor my dat Frankryk, dat geheel Europa beeft?.......
| |
| |
Wat zegt gy, zinnelooze?.... Wanneer uw naem geheel de wereld vervulde, dorst een gering volk zich aen uwen toorn blootstellen, en alle uwe vereenigde magten konden het niet overwinnen!..... Waerover durft gy u dan roemen?..... Nauwlyks zweeft de dood over uwe bleeke lippen, en reeds zyt gy van een ieder verlaten. - Terwyl uw geringste onderdaen een vriend, een arts, een priester aen zyn doodsbed vindt om zyne laetste oogenblikken te verzachten, ziet gy u van uw' zoon, van uwe magen, van uwe naestbestaenden ontvlugt! De hovelingen welke gy met rykdommen hebt overladen, verwyderen zich van u, om zich voor uw' zoon, voor de opklimmende zon, te gaen buigen....
ô Spanje, Spanje! wat zal er van u geworden wanneer ik niet meer zyn zal? Hoe zal de zwakke hand eens magteloozen jongelings het schip des staets tot in de veilige haven kunnen geleiden?...... Wanneer de geest van oproer langs geheel Europa zich verspreidt, waerom ontrukt gy my het leven, ô God?.. Oh! neen! gy zult my niet laten sterven, gy zult medelyden met my hebben, ô Heere!! Gy weet met welken yver ik uwe geboden heb volbragt, hoe ik uwe tempels heb versierd, hoe mildelyk ik uwe dienaren heb beloond; gy weet welke moeite ik heb aeugewend tot het uitroeyen der ketteryen; gy weet hoe dikwyls ik den rook der auto-da-fe als eenen aengenamen reuk tot voor uwen troon heb doen opklimmen; - heb dan medelyden met my, ô God! verleen my kracht, geef my de gezondheid weder, laet my toe myne vyanden te verpletten, en, - ik zweer het u, - een tempel kostbarer dan alle degene myner ryken zal ik u toewyden: de
| |
| |
Inkwisitie zal hare strengheid verdubbelen, maer red my, red my! En laet my niet sterven!...................................
Maer neen! niets! niets!..... Er is dan geene hoop meer!!.. Oh! ik gevoel het, een teug water zou myne lippen ververschen en den akeligen stond verschuiven: zal dan niemand my dezen dienst komen bewyzen?....
(Gedurende deze laetste woorden is eene vrouw de bedkoets genaderd. Een wit laken dekt haer het hoofd en omgord hare lenden; zwarte hairen hangen haer ontkruld op de schouders; de bleekte des doods is op haer gelaet verspreid. Zy draegt eenen zilveren beker welken zy aen Filips overhandigt. Op het oogenblik dat zy binnen treedt, dooven de lichten uit, een wit vuer, dat achter de schermen aengestoken wordt, verspreidt alleen zyne akelige klaerheid op het tooneel.)
ô Dank, dank zy u, engel! Gewis zyt gy een afgezant Gods: en komt gy my aenkondigen dat de Allerhoogste myne bede aenhoord heeft.... (hy drinkt, en driftiglyk den beker wegwerpende, roept hy:) Oh! welken drank hebt gy my gegeven?...
(langzaem.)
Eens op een nacht, kwam Filips in het slaepvertrek zyner gemalin getreden. In de eene hand droeg hy dezen beker, in de andere had hy een zwaerd. ‘Kies, mevrouw, - zegde hy, - want gy moet sterven!’ zy koos den beker, maer ledigde hem niet. Zy bewaerde het overig voor u, Filips; het gift door uwe handen
| |
| |
bereid, komt gy in te zwelgen!... Herkent gy uwe gemalin, herkent gy Isabella van Frankryk niet, Filips?...
Verraed! verraed!!.... ô, myn zoon, hoor de stem uws vaders, snel hem ter hulp... Myn zoon, myn zoon! red my!....
Eens wierp ik my biddend aen de voeten myns vaders, en smeekte zyne genade af, en hy zelf leverde my in handen des beuls; thans roept hy my ter hulp en myne stem antwoordt hem: Er is geene hulp voor hem die zonder genade geweest is! herkent gy my, myn vader; ik ben Don Carlos!
(Zoekende zich uit de handen der geesten welke zich aen de beide zyden des beds bevinden, te rukken.)
Laet my, laet my!... ô Zal dan niemand my komen helpen? myne getrouwe veldheeren, waer blyft gy? uw vorst roept u tot zyne verdediging; sta hem by....
Neen, Filips; de dag der wraek is eindelyk gekomen, geene menschelyke magt kan u hulp verschaffen; uw jongste uer is verschenen, en dit hoort ons toe; uw lyden neemt een aenvang op deze wereld, en welhaest zult gy, voor eeuwig, aen de schrikkelykste pynigingen overgeleverd worden, om het onnoozei bloed dat gy vergaten hebt, te boeten.
Gedenk, Filips, dat wy ook om genade gebeden
| |
| |
hebben en dat gy onmedoogend zyt geweest. Zy die de kroon op uw hoofd gevestigd hebben, die hun bloed voor u op het slagveld hebben gestort, hebt gy door de hand des beuls doen schandvlekken en onthalzen. Neen, Filips, geene genade, want gy zyt onbarmhartig geweest!
Oh! is dan geheel de hel tegen my uitgelaten! Verwydert u, schimmen; verwydert u! laet my vlugten.....
(Hy rukt zich met geweld uit hunne handen en wil het vertrek uitvlugten, doch op het oogenblik dat hy de deur nadert, vertoont zich in dezelve de Prins van Oranje.)
Sta, Filips! - Waendet gy misschien dat ik myne vrienden zou ontrouw geweest zyn. Neen! ik werd ook uw slagtoffer; gy hebt den arm eens moordenaers gewapend om my het lood in de borst te jagen, ik was u ook myn bezoek verschuldigd. (vooruit tredende.) Luister dan, vorst, en sleep deze wroeging mede ten grave. In dit oogenblik is het my geoorlofd u de toekomst te veropenbaren, en dit zal nog uwe smart vergrooten. - Verneem dan dat uw geslacht zal uitgeroeid worden vóór dat eene eeuw haren loop zal voleindigd hebben, en dat uw kleinzoon by uw' aertsvyand, by Frankryks vorst, een' opvolger voor Spanjes troon zal gaen afbedelen! Verneem dan, Filips, dat de vryheid welke gy in ons bloed dacht te versmooren, geheel de wereld zal doorloopen, en zich in alle landen vestigen; dat zy als eene gloriezon alle de volken der aerde zal bestralen, en dat er één dag geen plekje land zal ge-
| |
| |
vonden worden, waer niet de echos juichend zullen herhalen den vreugdekreet van Vryheid! Vryheid!!
(die zich de krachten voelt ontgaen, is allengs nedergezakt en bevindt zich by de laetste woorden des Prinsen, voor zyne voeten neêrgeknield. - Met eene zwakke stem, zegt hy:)
Genade! genade!.....
Neen! neen! het oogenblik is gekomen; sterf ellendige!
(Alle de geesten heffen hunne dolken op en rigten die op 's konings borst, wanneer een man, in een' bruinen mantel gewikkeld, het tooneel opkomt en zegt:)
Achterwaerts, heeren! bevlekt uwe edele handen niet met het bloed eens snoodaerds: zyn lichaem is my toegewyd. Onder myne handen zyn de edelste hoofden der Nederlanden gevallen, en, - wanneer hy het werktuig niet meer noodig had, heeft Filips het verbryzeld. Aen Jan Spel, aen den beul hoort het hoofd van Filips den dwingeland toe! (Hy werpt zynen mantel af en vertoont zich in rood gewaed, en met eene byl gewapend. Met beide handen heft hy dit moordtuig op en dreigt den koning. - Filips die zich als in eene stuiptrekking opgeregt heeft, lost eenen luiden gil, en valt zielloos ter aerde neder. - Het licht achter de schermen ontsteken, wordt uitgedoofd. De klok slaegt zes ure, de donder rolt en eensklaps verdwynen alle de geesten.
Het tooneel dat nu in de diepste duisternis gedompeld is, blyft eenigen tyd ledig. Eindelyk treden eenige ka-
| |
| |
merdienaers, met brandende fakkels in de hand, het vertrek binnen; zy plaetsen den koning in den zetel, en gaen zich dan in eenen halven kring langs wederzyden des tooneels vormen. Een weinig later worden zy gevolgd door een groot deel spaensche edelen en hovelingen, welke het dood lichaem des konings komen omringen. Allen ontblooten hunne hoofden en knielen neder.
Een schildknaep opent het venster en roept met eene luide stem, terwyl het doek langzaem nedervalt:)
De koning is dood! Leven Filips de derde, koning van Spanje, Hertog van Braband, Grave van Vlaenderen!.....
s. blereau.
|
|