Noord en Zuid. Jaargang 20
(1897)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
Zinnespel.De echte, nauwkeurige beteekenis van de benaming Sinnespel, spel van sinne is den laatsten tijd nog al eens hier en daar ter sprake gekomen. Voor JonckbloetGa naar voetnoot1) stond die beteekenis nog niet vast; hij meende nog op de sinnen, de allegorische personen, die in deze stukken optreden en ook op den naam sinnekens te moeten wijzen; hij was echter geneigd het sinnespel enkel als spel van verstand, verstandelijk, d.i. allegorisch, drama te beschouwen. Reeds vroeger nochtans was SchotelGa naar voetnoot2) Mone's zienswijze in dezen toegetreden, die in zijn Uebersicht (1838) beweerd had, dat deze stukken zoo genoemd werden ‘Weil sei in ihrem Inhalt dogmatisirend waren’. Er was geen verschil, voegde Schotel er bij, tusschen hen en de oude moraliteiten. Na Jonckbloet is het G. Kalff die dit punt nog eens dacht te moeten bespreken. Ook hij bestreed Van Wijn's verouderde meening als zouden de zinnespelen hunnen naam verschuldigd zijn aan de zinnebeeldige personages, bepaaldelijk aan de sinnekens, welke er in voorkomenGa naar voetnoot3): ‘Eerder heeft zin de beteekenis van onderwerp, en wel stichtelijk onderwerp’, besluit Kalff; ‘het bastaardwoord moraliteit voor spel van zinne, vervolgt hij eenige regels verder, schijnt hier te lande niet geheel onbekend te zijn geweest.’ Jammer maar dat de door Kalff aangehaalde zin, waar het woord moralitheten voor zekere werken van den Burgschen rederijker Anthonis de Roovere gebruikt wordt, niet zeer duidelijk is. In zijn laatste uitvoerig werk over de geschiedenis onzer letterkunde treedt Jan ten Brink onbewimpeld Kalff's zienswijze toeGa naar voetnoot4): ‘Het eigenaardig drama hunner schepping en hunner keuze, zegt hij van de rederijkers, is de moraliteit of het spel van zinne. De naam geeft reeds genoeg te kennen, welk kunstwerk men te waardeeren krijgt. Naar een paar rijmende regels, die den hoofdinhoud van het drama, den algemeenen zin aangeven, wordt het | |
[pagina 446]
| |
spel van zinne genoemd. De bedoeling van dien zin, dat rijmpje, is altijd ethisch. De moraliteit sluit zich bij het leerdicht aan.... De inhoud der moraliteiten is dus in den regel een berijmd en gedramatiseerd vertoog over zedeleer, godsdienst of staatkunde.’ Dat Kalff's en Ten Brink's opvatting van de zaak volkomen juist is, wensch ik met een voorbeeld te mogen staven. Toen ik voor een paar jaren de aandacht op het Gemoraliseerd Kaatsspel vestigdeGa naar voetnoot1), gebruikte ik daartoe, behalve den ouden druk van 1498, de twee handschriften van dit werk welke ter Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen berusten. Nu, in het eerste hoofdstuk, bevattende ‘tmotijf ende die waeromme dat dit boeck ghemaect is’, deelt de schrijver ons mede dat hij als vriend een goeden ridder had, die placht te zeggen ‘niet voer weldoen ende blide sijn’ en dat hij besloot ‘te maken opt voergenoemde woert een gheesteliken sin’. Zoo luidt de tekst van den druk; in de Kopenhaagsche handschriften is deze uitdrukking vervangen door moraliteyt, wat wij thans wellicht eene moralisatie zouden noemen. Hieruit mogen wij gerust afleiden, dat sin reeds vóór den aanvang der zestiende eeuw - want beide handschriften behooren tot de vijftiende - als synoniem van moraliteit gebruikt werd. Heel natuurlijk komt het dus ook voor dat sinnespel wezenlijk hetzelfde is als moraliteitsspel, moralité, morality, morality play. Eene inzage der ons overgebleven zinnespelen bevestigt dit ten overvloede; het zal evenwel, hoop ik, niet zonder belang zijn op een treffend voorbeeld van sin in de beteekenis van moraliteit, gewezen te hebben. Luik. F. van Veerdeghem. |
|