Noord en Zuid. Jaargang 9

[p. IX]

Register van Woorden en Uitdrukkingen, welke in den Negenden Jaargang van ‘Noord en Zuid’ besproken, verklaard of afgeleid werden.

	Bladz.
A.
Aanhooren (Ten - van)	240
Aanschouwen (Ten - van)	240
Afwerpen (Vruchten -)	272
Age (uitgang)	144
Als en dan	274
Anemoon	277
Ani, an	72
Annus gratiae	13
Arcadisch herder	13
Arles	16
Armzalig	87
B.
Babbelguisjes	78
Babbelkous	305
Bagijn	79
Ballast	306
Bankroet	277
Bats	166
Batsch	166
Beduidend	272
Beginnen	106, 110, 186
Bekaaid	245
Bemerking	269
Beniden	125, 136, 325
Benijden	6, 325-328
Benutten	346
Bepockpett	299
Besnijden	296
Betichten	250
Beunhaas	10
Bewaren	65
Bidden	227
Bille	103
Blaaskaak	304
Bok (Een - schieten)	188
Bolleboos	74
Botten	361
Brakbeende	361
Brieschen	151
Bröder (C.G. -)	18
Bruineeren	163
Bruischen	151
C.
Candidaat	278
Cordeweener	76
D.
Daarstellen	270
Dagerheid (mitter - ruymen)	338
Desnoods	72
Deze	2, 3, 5, 361
Dietsch	37
Doen	183
Dompelijk	6, 325
Doodlid	304
Doorvoeren	277
Doren	37
Dorper	37
Dorren	39, 186
Doubletten	17
Drassig	88
Driesprong (De - van Hercules)	9
Druut	338
Duimpje (Iets op zijn - weten)	141
Duizende(n)	240
E.
Eer	63
El	11
Ellende	10, 11, 12
En	99, 342
Ende	183
Erinneren	283
Essig	88
F.
Fazant	278
Flus	137

[p. X]

	Bladz.
Fraai	20-28, 82, 339
Frô	20-28, 82
Frâna	25
Franeker	25
G.
Gaan	182, 187
Geitenmelker	280
Gene	2, 3, 4
Genootschap	79
Genotmiddel	45
Gewelddadig	238
Gewente	289
Gezegdes-zin	331-334
Gheronnen	111
Giemant	338
Glimpend	284
Gulferen	99
Gulpen	99
H.
Haag	80
Haan (Gallische -)	66
Halsstarrig	228
Hart	69
Hebben	109
Heiet	240
Hijschen	151
Hoe	79
Honderde(n)	240
Houden	143
Houwens	298
Huisteknuiste	361
Hypocras	293, 300
Hypocratisch nat	293, 300
I.
Immer	275
Isegrim	106, 186
Ivo	5
J.
Jaar en dag	248
Jemand (Hd.)	338
Jonnen	37
K.
Kadzand	345
Kakelbont	281
Kakelen	360
Kalverkniede	361
Kapoenen	9
Kastie spelen	16
Keersgieter	100
Kei	244
Kemphaan	306
Klapspaan	307
Kleurennamen	281
Klikspaan	28
Knecht	298, 302
Knielsvat	81
Koeien	339
Kogel (De - is door de kerk)	7
Kokinjes	17, 181
Koortsepilletje	360
Korte (De -)	75
Kortewarier	75
Kouter	284
Krappe	29-34
Kris	290
Kwakzalver	91
L.
Lachen	129
Lachter	107
Lamzalig	87
Lede (Van liever -)	292
Leeraar	253
Let spelen	73
Lichtekooi	77, 307
Liever (Van - lede)	165, 292
Lijk (uitgang)	239, 276
Lodder	168-173
Lodderlijk	168-173
Lodderoogh	173
Loochenen	151
M.
Maar	109
Madoc	36
Man	7
Me	361, 362
Medeopname	246
Meede	29-34
Meekrap	29-34
Meerdere	271
Melkmuil	303
Mellen	160
Men	361
Metterdaad	145
Meugebet	335
Moederziel alleen	248
Moer in 't slick	299
Moeras	178
Mogtende	149
Molle	362

[p. XI]

	Bladz.
Mollepooi	362
Mortepaai	336
Mullen	34
N.
Naamvallen (Absolute -)	22-99, 340-342
Naast	271
Nagelaar	17
Ne	342
Neven	271
Nijd	127, 326
Nimmer	275
Nood	71
Nooit	275
O.
Of	342
Omberen	111, 183, 187
Omgeving	44
Omme	182
Omnaghel	84
Omtrent	250
On	182
Onbestemd	269
Onderbreken	348
Onderhavig	103, 347
Onderwerpszin	331-334
Onschelbaar	164
Onscone (Mnl.)	182
Ontberen	187
Onzen-lieven-Heersbeestje	280
Oog	44
Oogst	83
Oorworm	280
Ootje knikkeren	16
Overreden	90
Overtuigen	90
P.
Paapjes	17
Paketboot	72
Pakket	72
Pal	335
Parade	19
Parelmoer	278
Pas (Iemand den - afsnijden)	7
Peenen	161
Pel	161
Pellen	161
Peper (- op de pens)	19
Perkament	108
Perpioen	362
Piet	280
Piewitte	361
Pijnen	162
Pijnigen	162
Pimpelpaars	281
Pinksteren	39
Pissebed	280
Plakkers	17
Polte	362
Pondspondsgewijze	246
Porselein	278
Python	300
R.
Rampzalig	87
Rechtvaardig	288
Rei	297, 302
Reigersvliet	345
Retzine	34
Rij	297, 302
Rijks-hoogere-burgerschool	253
Rinnen	28
Roer	84
Rond	276
Rondom	276
Ruw	24
Ruytervoer	156
S.
Saer (Mnd.)	174
Saermeer	177
Sammelen	175
Saren	174
Schoffel	17
Schoepen	362
Schorseneeren	278
Sin	7
Sinxen dage	39, 186
Sj	231-233
Sjaren	174
Sleepen	239
Slepen	239
Sluik	19
Spakerig	6, 40, 156
Speldje (Ergens een - bij steken)	90
Spes patriae	16
Staerblint	183
Strafrechterlijk	239
Stroo	27
Stroopen	163
Synoniemen: Bewaren, beweren	65

[p. XII]

		Bladz.
Haat, nijd		127
Naast, nevens		271
Nimmer, nooit		275
Oorzaak, reden, grond		64
Pijn, smart		163
Volkomen, volslagen		273
T.
Tameer		179
Tartuffe		8
Tegen		176
Ten		243
Ten gevolge		145
Tenzij		145
Ter		243
Tiegen		28, 128, 129
Tien		128
Tienen (Een - kaars)		9
Tijtgat		104
Tjaermeer		177
Tjaren		174
Touwen		76
Trameer		179
Tyrtaeus		14
U.
U (uw)		329, 330
Uitgedost		250
Uitweiden		237
Ulevel		278
Us		242
V.
Vaan		100
Vaardig		288
Vaen		182
Vaudeville		278
Verbijsteren		296, 301
Verenkelen		103
Verhee (Wouter -)		86
Verkapt		274
Verkazevaten		362
Verlangen		336
Vernoyen		36
Verrassen		150
Vers		14
Vetlok		100
Vettewarier		75
Violen laten zorgen		8
Visch (Met - gelaan zijn)		361
Volkomen		273
Voltooien		76
Vonnissen		241
Voornaamwoorden (De bep. der -)		146-149
Voorradig		276
Voort		88
Vreugde		22, 340
Vrô		25
Vronen		25
W.
Wambuis		305
Wandaad		310
Webben		149
Weedemaand		30
Weergeld		248
Wei		88
Wellicht		80
Weten		145
Weytingh (H.)		18
Wikke		363
Wildebras		306
Windbuil		306
Wisselen		102
Worden		107
Wrang		250
Z.
Zeem		76
Zeer (Het - van onse tijt)		19
Zegen		91
Zier		18
Zich		275
Zinnelijk		167
Zoengeld		248
Zoetvoerig		158
Zuipbloedt,		165