Spreekwoorden.
‘Hij zit aan 't schoteltje.’
De schepenen der stad Antwerpen genoten sedert 1544 een deel van het schoteltje, dat het zitgeld bevatte (eene som van 12, 16 of 18 gulden, volgens 't getal magistraten), welke som de burgemeester wekelijks aan zijne collegas uitdeelde.
Zoo mocht men zeggen van een Antwerpschen wethouder: hij zit aan 't schotelke, dat een spreekwoord is geworden, in geheel Nederland genoeg bekend.
In een verzoekschrift, aan de regeering gezonden door de vrijschippers der stad Gent, 1769, om behoud te bekomen van de rechten dier nering op de rivieren en vaarten, door Gent loopende, leest men:.... ‘dat den meerendeel van de wercken eenen Lovenschen arbeyt ofte verloren cost is geweest....’
Wie weet er uitlegging over die zegswijze te geven? Hoe en wanneer kwam zij tot stand?
Hij stond daer moedermensch alleen. - Vanwaar die spreuk, vraagt Rond den Heerd.
Men zegt ook: moedernaakt en paddemoedernaakt.
Van eenen gierigaard sprekende wordt er gezegd: Hij zou een kei het vel afstroopen.
Andere vraag: Vanwaar komt dit gezegde: wagenwijd open? b.v. ‘De deur stond wagenwijd open?’
‘Dat Andries de Clercq up den XV Meye 1626 kendt wel ende finabelick vercocht te hebben zonder eenich wederroupen onder den blauwen hemel, zoo hij vercooper verclaerde, ende zoo van ghelijcken kendt ghecocht thebben Daneel van Reulx, fs Jans, een huys en erfve, wezende een herberghe, ghenaemt den Carpel, staende aen den voet van de Leybrugge (Stadsrekening van Kortrijk, 1614-1616.)
Te Melsele (Waas), zegt men: ‘'t Volk is er nooit geloof.’
En dat beteekent:
't Volk is er nooit vermoeid.
(Vlaamsche Wacht).