Reichmann de alcaloïde ontdekten welke in 't vocht der plant met verschillende andere stoffen vermengeld lag. Geen ingewikkelde middelen hoeft men te gebruiken om de nicotine in vrijheid te brengen. Men neme verdikt tabaksop, smelt er ter bezadiging, zeezout in en late er opvolgentlijk soude en ether op werken. De soude zet de nicotine uit, gretig slorpt de ether haar op en uit deze oplossing vangt men gemakkelijk het gift bij wijze van stoking.
Op haar eigen genomen is de nicotine olieachtig vloeibaar aan - 6o, van uitzicht kleurloos, doch roodachtig bruin wordend door de werking der lucht; van smake uiterst bitter en brandend, prikkelend en inbijtend van reuk. Op een wieksken gegoten, brandt zij lichtelijk en wademt witte wolkjes uit; water, alcohol en ether lossen haar op.
Is nicotine een groot vergif? Wel zeker, en dan nog een der meeste. In hevigheid staat ze weinig ten onderen bij de zoo gevreesde acide prussique. Hare uitwerksels kunnen schrikkelijk zijn. Een dropje zuivere nicotine is machtig genoeg om kleine dieren zooals duiven, katten en dergelijke, oogenblikkelijk ter dood te brengen. Welke perten z'aan den mensch speelt, dat weten wij allen, ten minste voorwat aangaat geringe onpasselijkheden.
In ergere gevallen veroorzaakt zij duizeligheid, slaperigheid, moeilijk ademhalen, zware stuiptrekkingen en vermindering van 's herten's bedrijvigheid. Eindelinge, kan zij de dood na zich slepen.
Haar tegengift is 't welbekende looizuur - acide tannique. Zoo men dit ter hand niet heeft, gebruike men een aftreksel van planten, welke looizuur bevatten, zooals koffij, thee, kinahout enz.
Als nicotine eene zoo vervaarlijke stof is, hoe komt het dan dat wij ongestraft en dagelijks nog zoo veel pijpjes en cigaren mogen rooken! Het antwoord op deze vraag is tweederlei. Eerst en vooral, laat ons zeggen dat ons gestel zich uiterst gemakkelijk aan eene zekere hoeveelheid nicotine gewendt: op den duur biedt ons lichaam eenen meerderen weerstand aan de werking dezer alcaloïde, en na korten tijd ondergaan wij op zulk geen gevoelige wijze meer den invloed van 't vergift.
Ten tweede, en dit is de grootste reden, een werkelijk, verre 't meeste deel der nicotine wordt schadeloos gesteld en in d'onmogelijkheid gebracht van kwaad te doen, door dat ze opbrandt en vernietigd wordt samen met den tabak. Nicotine dus zit er in de witgrijsde asch onzer cigaren, nicotine ook in de blauwendige rookwolkjes die we de lucht inzenden en wier sierlijke wendingen wij zoo geerne nastaren.
Wie vele pijpen rookt of regelmatig gebruik maakt van porte-cigares houde een oog op den stijl dezer en lette alsdat er daar niet te veel sop opeenhoope. Langs dien kant ligt 't gevaar op loer. Het vocht immers