hun ras, infanten in allergrootste en belachelijke hoepelkleeren, zoo wondervol van kleur, weergave van de allergekste mode, waarin we vinden kunnen als den droeven weerschijn van brandende autodatés; infanten, in wier oogen nog rust heel het heimwee van 'n leven, dat heenvliet midden onbegrepen gewoonten, norschheid en liefdeloosheid, - wat toch niet het echte leven is; na hem komen den veel minder in beteekenis zijnde, Gano, de Pareja en de zoete Murillo, nog meer Spaansch dan Velasquez, maar minder sterk, minder verschrikkelijk, die schilder van 'n Spanje, moe van Inquisitie en verlangend naar rust en zoete godsdienstigheid, zonder vormlijkheid.
Duitschland, na zijn primitieven als Lochner en daarna vele onbekenden, die toch meer schilders zijn dan kunstenaars, ziet Albrecht Dürer, den grootster zijner schilders, die in de Duitsche, stijve kunst wat brengt van de soepele Italiaansche;die veel leest en ondervindt, die reist en aanteekent, schilder is en teekenaar en aquafortist, die 'n heel nieuw leven schenkt aan de Duitsche kunst, waarin hij bij werkelijkheid fantazij brengt, terwijl altijd in zijn werk gracie en kracht te vinden zijn. Na hem komen de veel minder in weerde e[n] beteekenis zijnden, von Kulmbach, Altdorfer, Lucas Granach, Grün, Hans Holbein de oudere, de bijna-alleenstaande Grünewald, colorist meer dan teekenaar, maar vreeselijk-realist, wiens kunst somtijds overslaat tot het weerzinwekkende, zoo goed merkbaar in zijn Christus aan het Kruis uit de Kunsthalle van Karlsruhe en waar hij zich vertoont als verwant aan de vreeselijksten der mystiekers, Hans Holbein de jongere, teekenaar, versierder, freskenschilder, protrettist, bouwkundige, gouddrijver, opluchter, altijd dezelfde persoonlijkheid verradend, verwerpend wat de Italiaansche Renaissance hem leeren mocht, om voor alles 'n realist te zijn in al de scherpte van het woord, makend menigvuldige portretten van vrouwen en kooplui, de wonderlijke houtsneden van den Doodendans en schilderend in zijn zucht naar waarheid en trouwe afbeelding, 'n Leichnam Christi naar het weergevonden lijk van 'n Jood. Maar na den individualist Holbein, ook weer niemand meer het noemen weerd, tenzij, misschien, Elsheimer, sterk en verfijnd, grooten invloed uitoefenend op zijn tijd- en landgenooten en ook wel op anderen, als op de meesters van Rembrandt en hooggeschat door Rubens, maar zelf hebbend den invloed ondergaan van den Antwerpenaar Paul Bril en zeker van den Italiaan Correggio.
De Fransche kunst, na heel-lieve primitieven te hebben gekend als Fouquet en den onbekenden Maitre de Moulins, mag zich verheugen in het bezit van 'n Nicolaas Poussin, die liefst van al te Rome verblijft en die alhoewel hij de Italiaansche Renaissance in hooge eere houdt, opklimt tot de allerklassiekste kunstenaars, gevoel, fijne afwerking, keurige behandeling en hooge opvatting mengend. Hij leeft meer terug in 't oude Rome, dan in het Rome van toen en ziet met allergrootste voorliefde en diepen eerbied op naar wat de Grieksche kunst voortbracht, al zoo lang geleden; in Claude Lorrain, den grootsten der land-