Boekbespreking:
Het kerstekind, oorspronkelijk verhaal door Stijn Streuvels, uitgever: L.J. Veen, Amsterdam. Gedrukt bij J. Houdmont-Carbonez, Filips de Goede laan, Brugge, bij wien het boek verkrijgbaar is aan 2 fr. ingenaaid. (2,50 fr. gebonden in linnen.)
Weêrom een rijk geschenk van Streuvels aan het Vlaamsche volk.
Onder oogpunt van beschrijving, modeleering en zielkunde, mag het boek een meesterwerk genoemd worden.
Met het begin af, grijpt de schrijver, met zijn machtige grepe en smijt hij, met zijn zekere smete, heel de winter voor u. Ge zit er midden in, tot over de knoezels in de sneeuw; 't is al hemel en wit, onder en boven; heel de wereld is een witte warboel, met leelijke bonte oneffenheden, van besneeuwde huizen en koten en de boomen staan er, als aardige, leelijke toortels uit een tooverwereld. 'S avonds bijt de lucht, de sterren dansen en pinkelen en zottebollen in de scherp blauwe lucht en ze flikkeren in de glinsterende sneeuw. Sneeuw! ge staat er in.
Maar die bliksem vertelt maar altijd voort; 't hangt aan malkâar lijk een eegdeketen en, met zijn wroede penne toovert hij, al over en in die sneeuw, een heel levend wereldje: Meetje Moeie. Ha! dat Meetje speelt er zijn ware, altijd-oud een altijd-nieuwe rol. Wie herkent er in dat vrouwtje geen wezen uit zijn eigene kinderjaren?
't Is waarachtig een levend, roeiend ding, dat wij gekend hebben en dat ook voor ons was - zooals de schrijver zoo wel zegt: - ‘de tastelijke gedaante, waaraan al de kostelijke heimelijkheden van onze verbeelding vast waren.’
Vevatje nogtans, als model en zielkunde, spant de kroone en mag stout nevens Stijn's Horieneke en het kwezelke uit ‘Wit Leven’ staan, al is 't dat men onder psychologisch opzicht - he ja, het oordeelen is afhankelijk en vrij ook - al is 't, dat men zijn kwezelke en Smetje meteen, als zijn pronkjuweeltjes mag beschouwen; ja, dat is juist als goud, daar mag niets af, noch niets bij.
Vevatje is wel een buitengewoon kind, een droomertje, dat op een oogenblik zijne oogen van de wereld afwendt en in zijn zieltje boort en dompelt, in zijn eigen, aardig, inwendig wereldje en tot