Kronieken
Literatuur
Nico van Suchtelen - Quia Absurdum - (Maas en van Suchtelen, Amsterdam).
Wanneer je tot hier gekomen zijt, dan blik je de wereld aan bezield door een geest van wiens waarheen? je niets begrijpt. Je las de stelsels van alle denkers en je erkende ze alle, op dat ogenblik, als de waarheid inhoudende. Soms was het alsof je jezelf een doel toekende. Het scheen toen dat je onsterfelik waart, ewig. Maar je ómkerend zag je niets dan het niet, het doelloze.
De wereld begreep niets van je, gijzelf ook niet. Je veranderde van mening lijk van handschoenen - de dag van morgen vond je totaal omgekeerd.
Dat is het denkersleven en daarom is de teorie een leugen. Het opbouwen van stelsels kan baten tot het vinden van het licht, maar die stelsels bevatten de waarheid niet en, hoe overtuigend ook opgesteld, bedekken ze slechts gazig-doorzichtig de schim van de twijfelaar die ze neerschreef.
Want de gedachte ontstaat in de eenzaamheid waar de gevoelige huist, overgelaten aan het onbewuste. Hij reageert niet, doch alles werkt op hem in. Uit het donkere onbewuste komen allerlei herinneringen opdrangen, in het werkeloze lichaam gisten de geheimzinnige samenstellingen van ataviese bouwen, in de lucht die hij inademt, woelen vreemde werkingen. Uit alles stijgen vreemde drangen waardoor hij beïnvloed wordt.
Maar een verholene aandrift houdt geen rekening met dat alles, stuwt hem voort naar iets anders, het onbekende. Hij ontwaart met verwondering die drang en begrijpt niet. Hij voelt die andere drangen en begrijpt evenmin. Begunstigd door het ogenblik, zal dan iedere stonde zijn mening veranderen; het één ogenblik zal hij overtuigd zijn dat hij zijn hartstochten moet laten uitwoeden, een volgend ogenblik dat