hebben gegeven. Jarenlang hebben zij, de fijnzinnige kunstkenners, schilderijen, aquarellen, teekeningen, oude bronzen en porselein, antieke tapijten, kostbaar oud huisraad, Japansche en Indische kunstvoorwerpen, fraai bewerkte Indische wapens, kortom, een ongeëvenaarde kunstcollectie verzameld, welke zij in de ruime zalen van hun huis aan de Laan van Meerdervoort te 's-Gravenhage voor liefhebbers steeds toegankelijk stelden. Onlangs echter is deze kerncollectie bij milde beschikking der eigenaars overgegaan aan het rijk, zoodat nu ook de hofstad haar Rijksmuseum heeft.
Dat er geen enkel slecht of om curiositeits-redenen opgenomen werk bij is, behoeft eigenlijk niet vermeld te worden; al het tentoongestelde is zonder uitzondering hoogst belangrijk, zoowel de Hollandsche - waaronder, behalve van den heer Mesdag en zijn echtgenoote, van hun broeder Taco Mesdag, de drie gebroeders Maris, Jozef Israëls, Blommers, Mauve en meerdere onzer moderne meesters - als de buitenlandsche, onder welke wij vooral prachtige Franschen en Italianen vinden.
Onze lezers zullen zich de in dezen Illustratie-jaargang gereproduceerde Houtveiling van Mauve herinneren, die o.m. op het museum Mesdag hangt, een waar juweeltje.
Onlangs noodigde de heer Mesdag, die thans de plaats van museum-directeur bekleedt over wat eerst zijn eigendom was, de redacties van tijdschriften en couranten uit, de collectie te bezichtigen - ook voor ministers, burgemeester en raadsleden van Den Haag en verdere autoriteiten had de directeur-schenker reeds ontvangdag gehouden, waarvan, gelijk van zelfs spreekt, druk en dankbaar gebruik was gemaakt. Op den dag der kunst-critici en journalisten was 't niet minder geanimeerd: men hoorde er 't Fransch en Engelsch van buitenlanders, evenals de landgenooten vergezeld door de welwillende en zaakkundige onderdirectrice, mejuffrouw Van Calcar.
De montere directeur bewoog zich opgewekt en allen opwekkend door zijn jeugdig enthousiasme tusschen zijn invité's, ieder welkom-heetend met een hoffelijk woord, vaarwel-zeggend met een dringende uitnoodiging tot herhaalde bezichtiging zijner kunstschatten.
Gaarne voldoen wij hiermede aan den wensch van den milden gever en ijverigen directeur: onze lezers tot een bezoek aan deze meer dan 300 eminente kunstwerken tellende verzameling aan te sporen, zoo dikwijls zij in de hofstad vertoeven: er valt inderdaad een schat van uitgezocht kunstschoon te bewonderen, te winnen aan inzicht in en ontvankelijkheid voor de schoonheid van veler en velerlei kunst. Hoe algemeener de belangstelling, des te grooter voldoening zal het den schenker zijn, ten algemeenen nutte van zijn eigendom afstand te hebben gedaan.
Maar Mesdag blijft voor ons op de eerste plaats sympathiek kunstenaar: wie toch heeft als hij onze wilde, grillige Noordzee liefgehad en weergegeven? Wie zóó haar dag aan dag geduldig bestudeerd, gelet op haar duizenderlei wisselingen, bij zomeren winterweer, bij dag en avond? Ook Jozef Israëls, Blommers, Jaap Maris hebben de zee geschilderd, maar ze was hun geen hoofdzaak en opperst doel; ze was fond en omgeving hunner figuren, deel van het leven, dat ze afbeeldden, ze was er voor dezen niet om haarzelfs wil alleen.
Voor Mesdag is ze alles, en zijn visschers, zijn bommen en pinken, ze zijn er om háár, ze vergemeenzamen de statigheid harer majestueuze verschijning, ze brengen in hun donkerder tonen schoone kleurencombinaties tot stand met de zilverblankheid van zee en lucht.
Lucht en water - en Mesdag maakt er een schilderij van, zóó levenswaar, zóó boeiend, dat men er niet uitgekeken op komt. Men staat er ineens voor, en men vraagt niet: is dat nu mooi of minder mooi geschilderd, of welk dagmoment is dit, maar plotseling, tegen een wand vol doeken in lijsten: de zee!
Zoo'n zee van Mesdag, die geeft een schrik van verrassing, 't is één stuk werkelijkheid tusschen doode dingen, een brok natuurleven: Hollands lucht en Hollands water, de heerlijke zee, die Hollanders liefhebben. Ge waant haar zilt-prikkelenden adem te ruiken, 't ruischen harer schuimende golven te hooren, en een oogenblik verwondert ge u, dat ge den zeewind niet spelen voelt om uw hoofd.
Zóó den toeschouwer de verbeelding geven der levende werkelijkheid doen alleen groote kunstenaars. Mesdag kan het, - niet altijd, want niet ieder werk, dat uit zijn handen komt, is even diep doorleefd, - maar toch dikwijls genoeg om hem een plaats te verzekeren onder de groote moderne meesters.
Ziet nu eens deze zee, wat een werk, niet waar? Water en wolken, en een paar pinken - hoe echt, hoe heerlijk echt! Denken we ons dit in maanlicht-kleuren: de schemer-blauwen en -grijzen, het lichtdoorvloeide groen, wendend en wisselend elk moment; de maanschijf, wazig-blank uitschuivend tusschen de bewogene wolken. Wie dit kleurenspel vastleggen wil, moet ze kennen, lucht-en-zee, grillig en onstâag, moet ze bestudeerd hebben bij dag en nacht, in licht en duister, moet vooral zich geoefend hebben met taaie volharding en nimmer wankelende wilskracht.
Dit deed Mesdag, een echte Groningenlander, krachtig en stoer en onverzettelijk waar 't zijn liefde geldt, verkeer met de wilde winden bij wintertij, als het vlakke strand weergalmt van 't geweld der elementen, tarter van brandende zomerzon op wit-blakend zand. Want altijd wil hij ze zien, zijn zee, en altijd vindt hij haar schoon en haar beeld te schilderen een heerlijk werk.