Valkenoord,
door
Daniella.
(Vervolg.)
Eenige dagen na Paschen keerden de heer en mevrouw Van Hoogerwoude naar Valkenoord terug en op een helderen voorjaarsmorgen verrasten de meisjes Greving hen met een bezoek, terwijl zij in den tuin het krachtig uitspruiten der rozen bewonderden. Greta en Tilly waren per fiets gekomen. Het frissche weer en de inspanning van het klimmen had haar wangen warm getint, maar veel hooger gloed schitterde in Tilly's oogen. ‘Wij komen u groot nieuws vertellen, mevrouw, een engagement!’
‘Mag ik u hier mijn geëngageerde zuster voorstellen, toekomstige Frau Doctorin von Birschau!’
‘Hier is hij,’ riep Tilly, terwijl ze Kurt's portret te voorschijn haalde. ‘U hebt het wel meer bij ons gezien. En nu gaan we samen in Keulen logeeren, - ik moet op 't presenteerblaadje, maar als het een voorstelling van de Braut bij een van de professoren geldt, ben ik van plan Greta mee te sturen, die doet zich veel netter voor.’
‘Dank je wel voor je vriendelijk aanbod,’ lachte Greta, ‘maar je dient je lief en leed zelf te dragen en ik maak me niets ongerust over je kennismaking met de Hooggeleerden.’
Hartelijk wenschten de heer en mevrouw Van Hoogerwoude het stralende meisje geluk. ‘We zullen je lief, vroolijk gezichtje geducht missen, als je voor goed weg bent.’
‘U mag niet over afscheid praten,’ viel Greta in, terwijl het een oogenblik verraderlijk trilde in haar gezichtje, ‘wij, grensbewoners, vinden Keulen een stapje.’
‘En wanneer komen jelui terug?’
‘We blijven drie weken.’
‘Komen jelui dan in Juni een tijdje hier logeeren. Je weet, ik heb nog altijd de belofte te goed, om mijn rozen weer van naambordjes te voorzien. Peter geeft ze zulke uitheemsche namen en onze goede pastoor heeft een penchant om alles Gloire de Dyon of La France te betitelen. Dus je bent bepaald onmisbaar.’
‘Lieve mevrouwtje, dat dient u thuis klaar te spelen. Wij komen wat graag, dat weet u wel, maar, met verschuldigden eerbied - zooals het in requesten heet....’
‘Heel goed, Tilly,’ viel mijnheer Van Hoogerwoude in, ‘als je maar met verschuldigden eerbied en bescheidenheid begint, dan mag de rest wel wat brutaler zijn en zoo zullen wij het ook gedaan zien te krijgen.’
‘Schrijf je ons eens, Greta?’ vroeg mevrouw Van Hoogerwoude. ‘Tilly heeft daar nu geen tijd voor, dat begrijpen we volkomen....’
‘Dat zult u toch eens zien,’ zei Tilly ijverig, ‘ik schrijf u een langen brief en zal u trouw de indrukken over mijn toekomstig Heim meedeelen. - Maar nu moeten we weg, want anders komt tante Claire's voorspelling uit, dat we hier wel zouden blijven plakken.’
Alfred had schriftelijk gefeliciteerd en geschreven, dat hij hoopte spoedig persoonlijk zijn gelukwenschen te kunnen aanbieden. Hij kwam echter niet, ofschoon hij van zijn ouders wel van de reisplannen gehoord moest hebben.
Op den namiddag voor het vertrek waren tante Claire en Greta op Tilly's kamer alleen. De meisjes hadden haar koffer gepakt en Claire was ze daarbij behulpzaam geweest. Nu stond Greta bij het raam en staarde naar buiten. Werktuigelijk wikkelde ze een zijden lint om de vingers en rolde het dan af om opnieuw weer te beginnen. Zich niet bewust bespied te worden, wischte zij traan op traan af, die ongeduldig naar buiten drongen.
Claire stond op en trok haar naar zich toe. Teeder liefkoozend streek zij over 't blonde kopje en nam Greta's hand in de hare.
‘Tantetje, ik vind het zoo vreeselijk weg te gaan; vroeger zou ik het gewenscht hebben, maar nu....’
‘Lieveling, wees niet zoo bedroefd. Daar is een goede Herder, die verdoolde schaapjes bijeen kan brengen.’
‘Zou hij me werkelijk nog liefhebben? Ik was soms zoo stug en dat kostte me toch zooveel moeite!’
‘Niemand kan jou zoo gauw vergeten, mijn hartje, en zeker hij niet.’
Er werd getikt. De bel was overgegaan, maar geen van beiden had dit gehoord.
‘Freule, mijnheer Van Hoogerwoude is beneden,’ meldde Dora.
‘Tante, wilt u vast naar beneden gaan, de oude heer Van Hoogerwoude komt zeker nog eens afscheid nemen, hoe vriendelijk van hem! Ik kom zoo gauw mijn oogen niet meer rood zien.’
Toen Greta binnenkwam, vond zij Alfred. Zijn welluidende stem klonk ditmaal bijzonder zacht en vriendelijk, haast teeder, toen hij haar aansprak. - Verward door de verrassing hem te vinden in plaats van zijn vader en door den klank van zijn stem, die haar week deed worden, reikte zij hem met een stillen glimlach de hand, zonder de verraderlijk weer trillende wimpers te durven opslaan.
Nadat thee gedronken was, zette Tilly zich voor de piano.
‘Mijnheer Van Hoogerwoude, wij hoorden u in zoo lang niet, wilt u iets voor ons zingen?’
‘Een duo, freule Greta?’
‘Van avond zou 't onmogelijk gaan.’
Toen zong hij alleen, alles wat Tilly hem vroeg, onvermoeid - en als jubileerend k!onk zijn fraaie, heldere zang. Want Greta's antwoord op zijn vraag ging onbewust vergezeld van een blik, die hem als een smeekbede ontroerde en hem als in een wonderen hemel deed schouwen.
't Afscheid was haastig - hij was zoo lang mogelijk gebleven. Met Tilly, zijn bondgenoote, wisselde hij een handdruk van verstandhouding.
Den Zondag na het vertrek herhaalde Alfred reeds zijn bezoek. Dora opende - een reusachtig kerkboek onder den arm.
‘Wat ben ik blij, mijnheer Van Hoogerwoude, dat ik nog niet weg ben naar het Lof, want onze goede oude freule zou u niet hebben hooren bellen en mevrouw is uit.’
‘Ontvangt de freule, Dora?’
‘Zeker, mijnheer Van Hoogerwoude, komt u binnen, als 't u belieft.’
‘Wel, dat is vriendelijk van u, om ons oudjes zoo spoedig te komen opzoeken. Wilt u 't voorloopig met mij voor lief nemen, ik heb het rijk alleen.’
‘Dat weet u wel, tante Claire - u hebt mij toegestaan u zoo te noemen gedurende ons heerlijk samenzijn te Valkenoord en zoo gaarne maak ik daarvan nog gebruik - ik verheug me altijd op een vertrouwelijk praatje met u. Wat hebben we dikwijls in uw gezellig boudoir heerlijk zitten keuvelen!’
‘Het gezellig hoekje mis ik hier wel, maar stof tot keuvelen, voor zoover als dat met mij, doove, oude vrouw, mogelijk is, is er gelukkig nog genoeg.’
‘Is de reis goed afgeloopen en krijgt u goede berichten?’
‘Tilly - ik vraag me af, waar ze den tijd vandaan haalt - schrijft ellenlange epistels, met hier en daar bemerkingen van Kurt. Ik geloof, dat ze daar alles op stelten zet. Greta geniet ook bij al de vroolijke jeugd - u weet, het is een talrijke familie - en schreef verrukt over een muziekfeest, dat ze had bijgewoond. Mijn neef Greving komt overmorgen weer terug. Hij schreef een opgewekten brief, vol lof over Kurt. Mevrouw Greving is den middag gaan doorbrengen bij mevrouw Vredenstein - arme vrouw - u hebt misschien al gehoord?....’
Alfred knikte stom. Beiden zwegen een wijl. Hij had reeds eenige dagen te voren den ‘coup de désespoir’ van Henriette vernomen, haar voorgenomen huwelijk met een man van 65 jaren - waardige bekroning van een kort, stormachtig tijdperk van eenige maanden, waarin zij veel van zich had doen spreken.
‘Zij gaat in Berlijn wonen,’ hervatte Claire. ‘Zij vreest, dat er een tijd zal komen, waarin Henriette berouw over haar stap zal krijgen en zij wil dan bij haar zijn om haar van dwaasheden terug te houden of haar te troosten zooals dit in 't ongeluk alleen een liefhebbende moeder vermag.... Maar ik vroeg u nog niet hoe de lieve bewoners van Valkenoord het maken?’
‘Ik ben direct van den trein naar hier gekomen, dus groeten van Valkenoord kan ik u niet overbrengen, maar mijn moeder ziet met brandend verlangen uit naar de gelegenheid, u eens vertrouwelijk te spreken om uw voorspraak voor een gunst te verkrijgen. Mama vroeg uw nichtjes te logeeren en het antwoord luidde, dat de beslissing aan hoogerhand moest gevraagd worden.’ En terwijl hij de oude dame trouwhartig in de oogen keek en haar hand greep: ‘Tante Claire, help me, u, die zoo goed de jeugd begrijpt, u kan ik het zeggen, ik heb Greta zielslief; - toen ik meende haar nooit de mijne te kunnen noemen, omdat ik dacht, dat zij verloofd was, was ik radeloos en had ver weg willen vluchten, maar ik kon niet. Onweerstaanbaar werd ik gedrongen in haar nabijheid te blijven.- Er is een misverstand tusschen ons, een verkoeling. Haar lief, oud huis met al zijn herinneringen zal ons helpen elkaar weer te vinden. Mag ik op uw steun rekenen? Mijn ouders weten, hoe lief ik Greta heb, en zouden in haar zoo gaarne een dochter zien.’
Claire keek hem vriendelijk glimlachend aan. ‘Moet je nu nog een bondgenoote hebben? Is onze dappere Tilly niet voldoende, maar - ik begrijp het, papa en mama moeten “mürbe gemacht” worden. Ik beloof het, ik zal helpen en hoop van harte, dat alles tusschen jelui goed mag worden. Je hebt beiden er onder geleden. Tilly en ik waren er innig bedroefd over. Ik begreep er niets van, maar onze dappere doorgrondde alles en zag, welke strikken men jelui spande. Zij kwam nog bijtijds tusschenbeide.’
(Wordt vervolgd.)