De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij de Platen.Een tuiltje rozen. -Zorgvuldig schikt ze de rozen samen tot een tuiltje, om dit in de slanke vaas op het tafeltje voor zich te zetten. Maar waartoe dat ernstige, peinzende gezicht? Denkt zij er aan, dat die rozen, thans vol geur en kleur, weldra zullen verwelken, - ziet zij daarin wellicht ook een beeld van het leven? Wie zal het zeggen, welke gedachten het zien dier frissche, fraaie bloemen bij haar verwekt, wie precies raden, wat de schilder in die ernstige vrouwefiguur heeft willen leggen? Zeker is het, dat het bezichtigen der gravure den beschouwer tot ernst stemt, en dat het schilderij in zijn ongesmukten tooi van het kunnen des kunstenaars getuigt. | |
‘Heer, help mij!’ -Na het groote wonder van de vermenigvuldiging der brooden te hebben gewrocht, verwijderde Jesus zich ongemerkt naar een berg, om daar in de eenzaamheid te bidden, terwijl Hij Zijn leerlingen had vooruitgezonden om scheep te gaan. Daar het reeds laat geworden was, staken zij in zee en voeren naar Capharnaüm. Middelerwijl stak een hevige wind op, die de zee onstuimig maakte. Toen Jesus zag, dat zij groote moeite aanwendden om te roeien, want de wind was tegen hen, kwam Hij omtrent de vierde nachtwakeGa naar voetnoot1) wandelende over de zee tot hen. De leerlingen, Hem op het water ziende wandelen, meenden, dat het een geest was en hieven van angst een luid geschreeuw aan. Jesus echter zeide hun terstond: ‘Ik ben het, vreest niet,’ waarop Petrus antwoordde: ‘Heer, indien Gij het zijt, laat mij dan over het water tot U komen.’ ‘Kom,’ zeide Jesus. Petrus stapte uit het vaartuig en wandelde over het water, om naar Jesus te gaan. Maar toen de wind met verdubbelde hevigheid opstak, werd hij bevreesd en begaf hem het vertrouwen in de wonderkracht des Heeren. Hij begon te zinken en riep uit: ‘Heer, help mij!’ Jesus stak de hand uit, greep hem vast en zei: ‘O gij, kleingeloovige, waarom hebt gij getwijfeld?’ Zoodra de Heer in het scheepje was gestapt, ging de wind liggen. Deze gebeurtenis is vaak door kunstenaars als onderwerp voor een schilderij gekozen. Van de meesters uit onzen tijd heeft niemand ze op zoo aangrijpende wijze voorgesteld als professor Plockhorst, dien het Boek der boeken reeds tot menig fraai schilderij heeft geïnspireerd. Ook hier weet de kunstenaar den beschouwer geheel onder den indruk te brengen: hoog boven de woede der ontketende elementen, boven de vreesachtige kleinmoedigheid der menschen verheft zich de majesteit van den Zoon Gods. En evenals de sterke hand van den Heiland den zinkenden Petrus redt, zoo beschermt ze in den maalstroom des levens hem, die in Hem gelooft. | |
De visschersvloot-schouw op de Zuiderzee. -Het is een eigenaardig en eenig schouwspel geweest, dat de Zuiderzee bij Muiden Vrijdag den 3en Augustus heeft opgeleverd: ruim 1600 botters der Zuiderzee-visschers hadden zich daar tot een revue vereenigd, en deze vlootschouw werd afgenomen door H.M. de koningin. De burgemeesters van Edam en Wieringen, de heeren Calkoen en Kolff, hadden het initiatief genomen tot het plan, H.M. te doen kennis maken met de visschersvloot der Zuiderzee, niet opgesmukt en mooi gemaakt, maar zooals zij er in haar gewone daagsche pakje uitziet. En nadat onze geliefde koningin met haar gewone lieftalligheid het aanbod welwillend had aangenomen, bleek aanstonds in den ruimsten kring van de algemeene bereidwilligheid der visschersbevolking, om het plan der vlootschouw een schitterend welslagen te verzekeren. Dit is dan ook niet uitgebleven. Niet minder dan 1600 botters lagen in rij en gelid geschaard, toen H.M. de koningin, vergezeld van haar doorluchtige moeder, zich op de koningsloep der Nederlandsche Marine uit de haven van Muiden naar de Buyskes liet roeien, op wier dek H.M. de vlootschouw zou opnemen. Maar eerst bracht de koningin een bezoek aan vijf botters, vertegenwoordigende de botvisscherij, de haringvisscherij, de ansjovisvisscherij, de aalen garnalenvisscherij en de mosselen- en alikruikenvisscherij. De visschers, aan wie deze eer te beurt viel, waren C. Peereboom van Marken, K. Kos van Huizen, T. Wouda van Lemmer, J. Metzelaar van Wieringen, en H. Tuyp van Volendam. Met bijzondere belangstelling bezichtigde H.M. de botters en deed allerlei vragen, als over de verdien- | |
[pagina 224]
| |
sten, die het bedrijf oplevert, over het huiselijk leven der visschers, enz. De wakkere visschers ontvingen van H.M. de eere-medalje der Oranje-Nassau-orde in zilver, behalve H. Tuyp, wien, daar hij reeds vroeger met die onderscheiding begiftigd werd, daar de koningin een gouden horloge werd ter hand gesteld. Hierna begon de eigenlijke revue. Met een matige vaart stoomde de Buyskes langs het vierkant van visschersvaartuigen, terwijl H.M. nu eens op het paradedek zat, dan weer op en neer wandelde, voortdurend wuivende in antwoord op de groeten der visschers. Nadat de Buyskes haar eerste ligplaa's weer had ingenomen, begon een tweede revue, die der pleizierjachten, welke langs het koninklijk vaartuig stoomden. Na het défilé der booten heschen de botters de zeilen. In een oogwenk veranderde het tooneel. De zee was bezaaid met lustig zeilende scheepjes, die zich als vliegen bewogen om en tusschen de booten, en vooral de Buyskes tot doelwit kozen. Om kwart voor vieren was de vlootschouw ten einde, die onvergetelijk zal blijven voor de visschersbevolking der Zuiderzee, welke zich een aanzienlijke geldelijke opoffering getroostte, om der beminde vorstin haar hulde te bewijzen. | |
Koning Victor Emmanuel III van Italië. -De nieuwe koning van Italië had tot aan zijn troonsbestijging weinig van zich doen spreken. Men wist van hem niet veel meer dan dat hij een jonge man was met een zwak gestel, maar, naar men zegt, hebben de vele zeetochtjes, die hij in de laatste jaren met zijn gemalin ondernam, op zijn gezondheid een gunstigen invloed uitgeoefend. Victor Emmanuel III werd den 11en November 1869 te Napels geboren, droeg als kroonprins den titel van prins van Napels, en trad den 24en October 1896 in het huwelijk met prinses Helena van Montenegro, een drietal jaren jonger dan haar koninklijke gemaal. De kroon van het ‘ééne Italië’ is voor den jongen vorst een zware last. Het land verkeert financieel en economisch in ongunstige omstandigheden, de partij der revolutie is er zeer machtig, en de misdaad van 1870 drukt altijd nog als een vloek op het land en de dynastie, terwijl de naam van den nieuwen koning telkens de herinnering verlevendigt aan den man, die zich tot de snoodste wandaad dezer eeuw heeft laten gebruiken. |
|