Gedachten, lessen en zedekundige grondregelen
Uit Jacob Cats.
Vroeg sneeg, vroeg slecht (dom).
Vroeg heer, vroeg knecht.
Vroeg hengst, vroeg guil (knol).
Vroeg zomer, kwaad gewas.
Vroeg te wijn, vroeg bedorven.
Vroeg dronkaard, vroeg gestorven.
Terwijl een dwaas zijn hersens kwelt
Om grooter goed of meerder geld,
Zoo leeft een wijze vergenoegd
Met wat hem God heeft toegevoegd.
Ik houd dien voerman voor geleerd,
Die wèl op eigen wegen keert.
Al wat duur is, dient gelaten,
Al wat goedkoop is, niet gekocht.
Ook dure koop kan dikmaals baten;
Somtijds dient goede koop gelaten.
Die een ambacht heeft geleerd,
Krijgt den kost waar hij verkeert.
Mij dunkt hij is in goeden staat,
Die zonder schuld te bedde gaat.
Ver van zijn goed, nabij zijn schade:
Want hoe men haast, men komt te spade.
Al hebt gij reeds versleten schoen,
Wil hem toch nimmer van u doen:
Maar houdt hem tot gij beter ziet,
Of anders, vriend! naakt u 't verdriet.
Al te wijs kan niet beginnen,
Al te gek kan niet verzinnen;
Tusschen mal en tusschen vroed,
Wint men wel het meeste goed.
Zonder wagen niet vergaren,
Zonder wijsheid niet bewaren.
|
|