De nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen(1801)–Anoniem nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De vliegende min. Galathe, myn Schoone, kom, Laat ons minnen, speelen, zoenen, Eer de beevende ouderdom, Die als stil, op wollen schoenen Aansluipt, onze jeugd verbydt; Jeugd en minlust raakt men kwyt Eer men 't denken kan of merken: galathe, - de min heeft vlerken. Dat ik somtyds van u ben, Moet gy 't staalen noodlot wyten, Nimmer my, myn Lief, ik ken U (hier baat geen tegenwyten,) Voor een helder schoon Magneet, Die myn min zoowel besteedt, Naar zich trekt uit laage perken: galathe, - de min heeft vlerken. Toen uw schoonheid, schoone Maagd! My verscheen, en op kwam daagen, Daar gy uit uw venster laagt, Wenschte ik met Medeaas wagen, Haastig optevaaren; Gy Steeg beneên, ik vloog U by, En gevoelde toom noch teugels: galathe, - de min heeft vleugels. [pagina 19] [p. 19] Waar ik eindlyk traag gekeerd, Nimmer zal myn min verluiên, Denk nooit, Zon die my verteert, Dat Cupidoos wieken ruiën: Of, dat voor zoo heet een gloed, 't Zachte wasch hier smelten moet In gekleefde vederbeugels: galathe, - de min heeft vleugels. Snelgevlerkte winden, draagt, Door het groen en schommlend lover, Aan de schoonheid die myn plaagt, Dees verliefde zuchtjes over: En myn min, met vaardigheid, Heb ik meenigmaal gezeid, In het vrolyk uchtendkrieken, galathe, - de min heeft wieken. Zult gy ligter dan de wind, Uit het barre buldrend Noorden, Myn Gebed, dat steeds begint Met fluweelen minnewoorden, In den wind voor eeuwig slaan? 'k Zal dan elders minnen gaan, Eer gy 't waanen zult, of rieken: galathe, - de min heeft wieken. Vorige Volgende