De nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen(1801)–Anoniem nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De schoorsteenveger. Aria. Ik zit op de Schoorsteen boven, Schoon met roet bekleefd, bestooven; bis. 'k Zing nochthans gelyk een Heer By het trekken op en neêr. 'k Doe myn werk altyd met lusten; Na myn arbeid ga ik rusten; bis. 'k Denk altoos zoo wel gemoed, Wyl het loon het werk verzoet. Laast riep my een aardig Meisje; Schoorsteenveger, hoor een reisje; bis. Veegt gy goed komt binnen rasch; 'k Vroeg haar waar de schoorsteen was. Kom, sprak zy, maar in de keuken, 't Scheen dit Meisje wat te jeuken; bis. 't Is een schoorsteen die ik ken, Daar ik Keukenmeid van ben. [pagina 14] [p. 14] Ja dat wil ik wel gelooven, En met klom ik rasch naar boven, bis. Door het onderst' schoorsteengat, Tot ik juist de hoogte had. Toen hy boven zat in 't topje, Zong hy helder uit zyn kropje, bis. En bespotte fraai de meid, Die hem gaarne had verleid. De Schoorsteenveger sprak: Moet g'uw schoorsteen laaten veegen, Meisjes, wilt eens overweegen, bis. Dat gy 't doen laat als 't u voegt, Houdt u zoolang vergenoegd. Vorige Volgende