Nieuw vermeerdert konincklijck lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen
(1703)–Anoniem Nieuw vermeerdert konincklijk lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Voys: Amarant.
Koningin.
Weest wellekom mijn Coning uytverkooren,
Jck dacht dat ghy waert verlooren,
Mijn Oranje Blom ich ben verblijd,
Dat ick magh aenschouwen,
Met gesontheydt,
Mijn Majesteyt,
Denckt hoe dat ick was in rouwen,
Doen gy waert in strijd.
Koningh.
Koningin soet ick kon niet nalaten,
Dat ick voor mijn Ondersaten,
Met een kloecken moet trock na Yrland,
Om daer te attaqueeren,
So mijnen vyand,
door Gods bystant,
Deed' ick haer retireren,
Uyt het veld valjant.
Koningin.
Mijn koning siet doen ik hoorden gerugten
Dat mijn vaer door u most vluchten,
Uyt Yrlandt met vlijt,
maer op die stond,
Hoorden ick geruchten,
Dat gy waert doorwondt,
Jck liep in 't rond,
mijn hert was vol suchten,
Dat ick viel te grondt.
En op die daedt hoorden ick het alarmen,
Jong en oud hoorden ick kermen,
Over verraed als dat valjant,
De Francen wouden landen,
Hier in Engelandt,
Met moordt en brandt,
My hier komen aenranden,
En brengen in schandt.
Koningh.
Mijn lief ydoon, God sal het niet gehengen,
Dat sy ons ten onder brengen,
Jck ga in Persoon,
Nu na Hollant,
| |
[pagina 39]
| |
Om daer mijn Heeren Staten,
Te doene onderstant,
'k Sal haer valjant,
Jn geenen noodt verlaten
,Maer bieden mijn handt.
Jn 's Gravenhage staense met groot verlangen,
Lief om mijn daer te ontfangen,
Yeder een is graegh om mijn persoon,
Met blijdschap te aenschouwen.
Nu ik draeg de kroon,
Van Engelant schoon
Duysenden Mans en Vrouwen
Staen op straet ten toon.
Schoon Loduwijck victorie heeft doen branden,
Met veel spot tot mijnder schanden,
Rontom in sijn Rijck over mijn doodt,
Jck zweer ick sal het wreken
Door mijn kruyt en loodt,
Dat hy in noodt
noch raken sal bezweken,
Met sijn machten groot.
Koningin tot een Besluyt. ]
Och lieve Man gaet gy weer van mijn scheyden,
Jck hoop Godt sal u geleyden
En behoeden voor eenigh verraet,
Dat u niet magh ontmoeten,
Weest doch vroegh en laet,
By uwen Staet,
'k Hoop God sal versoeten,
Al ons twist en haet.
|
|