Nieuw vermeerdert konincklijck lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen
(1703)–Anoniem Nieuw vermeerdert konincklijk lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen– AuteursrechtvrijStem: 's Hertogenbos.
Jacobus Stuwaert.
O Pater Peters uwen raedt,
Die heeft my seer bedrogen,
Mijn Kroon, Mijn Staf, En groten staet,
Js my geheel ontvlogen,
Gy dacht de saken waren vast,
Maer nu helaes ick ben in last,
Waer is nu mijn vermogen.
Pater Peters.
Had ghy dat harde ketters rot,
| |
[pagina 21]
| |
Gelijck ick wel seyde,
Op eenen dag met zwaert en strot,
Door moort en bitter leyden,
Door uwen Yeren omgebragt,
Gy sat nu niet in dese klagt,
Wat baet u droevigh schreijen.
Pater La Chaise.
Dat 's waer confrater, Jacob Oom,
Die wilde ons niet hooren,
Doch 't is voor my nu als een droom,
Jch wensch my noyt gebooren,
Had ick de Scepter in de handt,
De Prins zou weer uyt Engelandt,
'k Sou van mijn kracht doen hooren.
Jacobus Stuwaert.
Ja Vader, dat is wel geseydt,
Maer wat sou ick gaen beginnen,
Daer den Prins in soo korten tijdt,
Mijn Landt quam overwinnen,
Mijn Adel en de Geest'lijckheyt,
Hebben my hare hulp ontseydt,
Het gaet my aen de sinnen.
Koninck van Vranckrijck.
Houdt moet Cousijn, ick sal mijn kracht
Een yder doen gevoelen,
Jck sal met mijne Oorlogs macht
U wraeck-lust wel verkoelen,
Jck treck nu vast op Hollandt aen,
Haer meeste macht is daer van daen,
Mijn Volck sal lustigh woelen.
Jacobus Stuwaert.
Ach! had ick doch in Engelan[d]
De Wetten niet verbroocken,
Jck was nu niet in dese standt
Maer eens te recht gesproken:
Louys gy hebt my desen draet
Ontwonden, maer mijn lieve Maet,
De Prins wil zijn gewroocken.
Pater Peters.
Helaes mijn Heer, wat droeve maer,
Komt my daer weer ter ooren,
De Prins is hoort mijn verklaer,
| |
[pagina 22]
| |
Jn Engelandt verkoren
Tot Koning over 't gantsche Rijck;
Sy roepen lustigh al gelijck,
Leev' langh gy Hoog-geboren.
Pater La Chaise.
O Ramp, dit is een groote slagh!
Wat sal men nu beginnen?
Dit is voor ons een droeven dag,
Jck sie nu niets te winnen,
Jck vrees dat ons Collegie al
Sal vallen een seer zwaren val;
Mijn hert dat klopt van binnen.
Koninck van Vranckrijck.
Wat seght ghy Vader is de Prins
Tot Koningh uyt-verkoren?
Dat was mijn vreesen allesins!
Nu is 't met ons verlooren,
Nu is de kans met ons gedaen,
Heel Vranckrijck sal in prijckel staen,
De Prins is vol van tooren.
Jacobus Stuwaert.
O ja Bourbon, dat 's wis en klaer,
Hy sal van alle zijden,
U brengen in een groot gevaer,
Want hy sal u bestrijden,
So wel te Water als te Landt,
Al schoot gy moord en brand,
Gy sult 'er weer voor lijden.
So ghy gehouden had u eed,
En Holland niet beledigt,
En door u Moorderijen wreed
Heel Christen-rijck ontvredigt,
Had gy my niet door uwe list,
Tegen mijn volck my op-gehitst,
Jck hoefde niet verdedigt.
Nu moet ick dwalen over al,
En weet geen rust te vinden,
Helaes ick val een droeve val,
Wat sa lick onderwinden?
Tracht ich nu weer na Kroon en Staf,
Bereyt ick voor mijn self een graf,
Jck loop als den uytsinden.
| |
[pagina 23]
| |
Oorlof ghy vorsten wie ghy zijt,
Tracht nimmermeer de wetten,
Die in u Landt van oude tijdt,
Gestelt zijn af te setten,
So raeckt ghy niet in mijne standt,
Adieu mijn heerlijck Engelandt,
Dat ick dacht te verpletten.
|
|