Nieu Bossche Geusen lied-boeck(1663)–Anoniem Nieu Bossche Geusen lied-boeck, het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Rey-liet, op de Stemme: Het vinnigh stralen van, &c. Ghy die besit des Hemels stoel En rust dijn voet op aerden, Hebt doch met onse smert gevoel, O God van grooter waerden. Aenschout ons over-groot ellent, Ons Soonen gaen verloren, Ons Dochters worden heel geschent En wy geschat, geschoren. Wy worden heel verbrant berooft Daer neven oock gevangen Men woelt ons stricken om het hooft, En worden half gehangen. Jck weet niet wat verscheyde pijn Daer sy ons mede krencken, Duc d'Alba moet verresen sijn Wie sou dit aers bedencken? Verresen is hy voor gewis, Met Beulen uyt der Hellen Die even in de duysternis Sijn swarte siel soo quellen. [pagina 94] [p. 94] Och slaet u oogen een-mael neer O Heer op dijne knechten, Wy hebben (laes!) verdient veel meer Soo ghy met ons wilt rechten. Maer neen dijn goedertierentheyt Die eeuwiglijck sal duren Ontsteken met barmhertigheyt Sal eynden onse treuren. Den valstrick die ons is geleyt Door Hendrick den Jager Breekt haest ontwee en straf bereyt Voor desen Boeren-plager. Verblint sijn oogen en verstant Vermenght met duysent vreesen Sijn nieren, hert, en ingewant, Verout sijn gantsche wesen. Geeft Heere dat hj vloeckt dien dagh, Doen hy in d'Veluw landen En dat hy langh beklagen magh, Dit moorden, rooven, branden. Ons dunckt alree (o groote Godt) Dat ghy verhoort ons klagen, En onsen vyant tot een spot Wel dapper hebt geslagen. Wy weten dat ghy wreken sult 't Geschrey van Weeuw en Weesen Waer af den Hemel is vervult, Dies moet ons quael genesen. Vorige Volgende