Een Nieu geestelijck liedt-boecxken
(1618)–Anoniem Nieu geestelijck liedt-boecxken, Een– Auteursrechtvrijinhoudende veel nieuwe Liedekens, die welcke noyt in druck en zijn gheweest
Een schoon nieu gheestelijk Liedeken van den heyligen Sacramente,ende gaet op de wijse: O Heer Godt leerdt ons bidden.
O Christen groot en smale,
In desen Weerelt coen,
Bereyt u avontmale
Met den verlooren soon Ga naar margenoot+
Met kennisse wilt oorconden,
Belijen u misdaet,
En segghen t'allen stonden
Soo groot sijn mijne zonden
O Heer comt my te baet,
| |
[Folio A4v]
| |
Ga naar margenoot+Met een vast gheloof wilt bouwen,
Op Gods Ghenade goet,
Door een stercke hoop betrouwen,
Ga naar margenoot+Als den Coningh Manasses doet,
Sijn zonden waren groot dadigh
Als de Schriftuer verbreyt,
Al weenende badt hy ghestadigh,
O Heer weest my ghenadigh,
Door u barmhertigheyt.
Ga naar margenoot+ In also diepen ootmoede
Wilt tot den Heer gaen,
Met neergheslaghen hoofde,
Al met den Publicaen,
An zijn Exempel schoone,
Hy badt met woorden fijn,
O Jesus Davids Sone,
Vergeeft mijn zonden co'ne,
Ontfermt u over mijn.
Ga naar margenoot+ Van u zonden hebt leet-wesen,
Met schreyen bidt Godt aen,
Hy sal u zonden ghenesen,
Als hy Petrus heeft ghedaen,
Hy was in grooten ellende,
Hy hadde sijn Heere versaeckt,
Met schreyen hy hem wende,
Voor Godt zijn zonden bekende,
Ghenade heeft hy gheraeckt.
Ootmoedigh t'allen stonden,
Ga naar margenoot+Wilt tot den Priester gaen,
Belijen hem u zonden,
Als Davids heeft ghedaen,
Hy heeft zijn zonden vercondight
Schriftuere spreeckt daer van,
Den Propheet Nathan vercondight,
| |
[Folio A5r]
| |
Hy seyde ick heb ghezondight, Ga naar margenoot+
Ick ben die rijcke man.
Vierighe liefde wilt dragen,
Al in u herte reen,
Een voldoeningh t'allen dagen, Ga naar margenoot+
Met Maria Magdaleen,
Aen Jesus voeten verheven,
Sy beschreyde haer misdaet,
Haer zonden zijn vergheven,
Nu heeft sy 't eeuwigh leven
Och Menschen dit wel verstaet.
Van u zonden wilt op-houwen, Ga naar margenoot+
Als 'tvroutgen van over-spel,
Met gheloof en hoope betrouwen: Ga naar margenoot+
Als doet den Moordenaer wel
Voort gingh in deughden schoone
Als Paulus heeft ghedaen, Ga naar margenoot+
Met dese neghen Persoonen,
Wilt Godt den Heer versoenen,
Also ten Avontmael gaen. Ga naar margenoot+
Eer ghy gaet ten Avontmale,
Daer Christus is present,
So moet ghy sonder falen,
Ghelooven exelent,
Dat Christus is warachtigh,
Int heylighe Sacrament,
Ghy moet oock zijn ghedachtigh
Alle lijden crachtigh,
Die in u herte prent.
Met blijschap en met vreughden, Ga naar margenoot+
So wilt den Heer ontfaen
Bereyt u huys tot deughden,
Als Zacheus heeft ghedaen,
Ootmoedigh en goet-dadigh
| |
[Folio A5v]
| |
Met reynder harten cuys,
En bid met harten ghestadigh.
O Heer ick bent niet waerdigh
Dat ghy comt in mijn huys.
Ga naar margenoot+ Ghy moet seer vast betrouwen
Ghelooven met ootmoet,
Dat ghy sult sonder flouwen,
Ontfanghen sijn vleesch en bloet
Want Christus is waerachtigh
Rechtvaerdigh ende wijs
Hy seyt met woorden crachtigh
Dit is mijn lichaem waerachtigh,
Dat gheef ick u tot een prijs.
Ga naar margenoot+ Als ghy aen den tafel des Heeren
Gheweest hebt met harten reen
Soo moet ghy contempleren,
Met Maria Magdaleen,
Die in den gheest verslonden
Dancken en loven Godt wel
Ghy moet tot allen stonden
Zijn bittere doot verconden
Tot dat hy comen sal.
Ga naar margenoot+ Noch een exempel saene
Van Helezeus den Propheet,
Die badt Godt vierigh aene
Mijn woorden wel besteeckt
Ga naar margenoot+Als Godt sijn Meester verheven
Elias op voerden fijn
Doen badt hy sonder sneven
O Heer wilt dubbelt gheven,
Zijn gheest al over mijn.
Ghy moet betrouwen goedigh,
Ga naar margenoot+Als t'vroutgen van Cananeen
Met Centureo bidden ootmoedigh,
| |
[Folio A6v]
| |
Met Judith uyt harten reen Ga naar margenoot+
Met Sampson wilt verwinnen
Den Leeu seer wel ghebeckt Ga naar margenoot+
Met sin Jan den Heer beminnen,
Met Zacheus deucht beginnen Ga naar margenoot+
Al wort ghy seer begeckt.
Oorlof broeders groot en smale,
Rijck arm wie dat ghy zijt,
Bereyt u ten Avontmale,
In desen benauden tijt Ga naar margenoot+
Wil Gods eere vermeeren,
Betrout doch op sijn woort,
Op den Altaer des Heeren,
Wilt daer t'lichaem Christi eeren,
En gaen in deughden voort.
AMEN.
B. M. J. H. |
|