De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
Voys: De Mars van Marlenburg.
Jaap.
ACh alderwaardste Lijsje,
Pronk en Schoonste van het Land,
En helpt my nu een reysje,
Eer uw Minnaar raakt van kand,
Wijl ik door vuurig Minnen,
Brand als en Etna van binnen,
Dus toon gena, Eer ik verga,
En laat het Ia-
Woordjen eens vloeyen uyt uw Mond,
Over die Ambrozijne grond,
Dan werd mijn Hert, Bevrijd van smert,
Wen gy my maakt gezond.
| |
[pagina 57]
| |
Lysje.
Zoekje met mijn te mallen,
Iapik-buur je bent verkeerd,
Dies wilt niet langer kallen,
Schoon dat uw een Ziekte deerd,
Laat die een aar genezen,
'k Wil geen Doctores wezen,
Mijn Medicijn, Is gaat van mijn,
Dan werdje rijn;
Of gaat naar Doctor Bier-en brood,
Die zal uw helpen uyt de Nood,
Of na Ian-Stront, Die menig Wond,
Kan helpen voor de Dood.
Iaap.
Gut Meyd wilt zo niet foppen,
Of Iaap-Kreynen moet nog voort,
Dat zweer ik by de Kloppen,
Die zo menig Paap bekoord;
Ian-Stront kan mijn niet helpen,
Niemand kan mijn Min stelpen,
Als gy alleen, Die 'k ongemeen,
Bemin met reen:
Wijl ik gewend ben door 't gezigt
Van uw, dat staag schiet Schigt op Schigt,
In mijn Ionk-hert, Genees mijn smert,
'k Blijf dan tot uw verpligt.
Lysje.
Foey, foey, wat henkers liegen,
Ie schaamd jou ook niet en zier,
Of wilje mijn bedriegen,
Met logens ik loof het schier;
Wie kan zo een Praat gedogen,
Van Schigten in mijn Oogen,
'k Loof vast je zijt uw zinnen kwijt,
Terwijl je Vrijd,
Ik zoud je raden waarde Vrind,
Dat gy, eer gy een Maagd bemind,
| |
[pagina 58]
| |
Eerst leerd uw Les, By een Matres,
Gy praat heel ontzind.
Iaap.
ô Schoonste van de Vrouwen,
Daar Natuur alleen op praald,
Wil die zaak aars ontvouwen,
Wijl gy hem verkeerd af maald,
De Schigten zijn de Vonken,
Die in uw Oogen lonken,
Ik bid sta af, je bent te straf
Eer ik in 't Graf,
Moet dalen, als een Martelaar,
Laat ik met uw tog zijn een Paar,
Zo niet ik zal door ongeval,
Nog sterven dat is klaar.
Lysje.
Ik mag uw praat niet hooren,
Daarom meen ik heen te gaan,
Dus is 't moeyten verlooren,
Ik ga, gy kunt blyven staan;
Iaap.
ô Bloed zy is geweeken,
Help Venus Zoon, komt van uw Throon,
Eer ik tot loon,
Mijn eygen Neus beyt van mijn Bek,
Hou Iapik word beget niet gek,
Lysje.
Zoekt blanke Bregt, Zy is niet slegt,
Maar net en wonder krek.
|
|