De nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel
(na 1770)–Anoniem Nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Stem: Daar was een Meisje jonk van jaren.1.
Hemel heer met welke plaagen,
Hebt gy Nederland geslaagen,
Nederland nog aan een band:
Door de pylen vast gebonden?
En in Eendragt ongeschonden,
Syn wy nog in goede stand.
2.
Plaagen hoort men minst en meesten,
Door het sterven van de Beesten.
| |
[pagina 49]
| |
ô! De plaag is algemeen;
En zy woed in Dorp en steeden?
Cranten brengen tyding meede!
Vol van veel Elendigheen.
3.
Boer en Huysman zit te zugten,
En der Vrouws in Ongenugten:
Met der kinders allegaar,
Roepen uyt, waar wil dit heenen?
Onze beesten zyn verdweenen!
Met een blateloos gebaar.
4.
‘t Sugtent vee dat staat aan ‘t quynen,
En het schreeuwt van smert en pynen?
En de Huysman staat ‘er by;
Met een jammerlyk meedoogen;
Slaat zyn oogen naar om hooge;
Met een droevig medely.
5.
Met dat zyne Beesten sneeven,
Staat zyn ingewant te beeven;
En hy roept ô Hemel ach!
Ik gezet uyt myn welvaaren?
Hoe geraak ik tot bedaaren,
Wanneer zie ik beter dag.
6.
In der ongeleegendheeden;
Pryzen wy de wyze Reeden:
Van de staaten van ons Land.
Dat zy noode zorge draagen?
Tot afwending van de plaagen,
En geneezing van Gods hand.
7.
Elk moest kennen deeze Roede,
Nog bevryd van Oorlogs woede,
| |
[pagina 50]
| |
Die veel Tanden treft en steen;
Tusschen Tussen en Tartaaren?
Maaken alom droeve maaren:
En ‘t Land vol Elendigheen.
8.
‘t Magtig ryk van ‘t groote Poolen,
Legt by na in doove koolen,
Fransman en den Corzikaan;
Vliegen aan met den Helmetten?
Om het al in vlam te zetten
Wat hun in den weg komt staan.
9.
Van dit kwaat zyn wy ontheeven,
Wy zyn by de vreê gebleeven,
Zedert een en twintig jaar;
Maar wat ons zal overkoomen?
Heeft geen sterlyk mensch vernomen
Op Gods tyd wert ‘t openbaar.
10.
Kinderziekte of de Pokken,
Heeft ‘er meenig een getrokken:
Naar het naar en yslyk graf;
Yder Mensch moest daar om denken?
Dat de dood ons haast kan krenken!
En verflenst als Hooy en kaf.
11.
Premie die ‘s Lands staaten zetten,
Is zeer hoog om deeze smetten
Af te weeren, van het vee;
Midd’len zyn voor ons als blinden?
Niemand kan de weegen vinden!
Ter herstelling van dit wee.
12.
Dan een goedig God verheeven
Die kan haast genesing geven
| |
[pagina 51]
| |
By hem is de beste Raad;
Om de veeplaag te verzagten?
Biddend moet men dit verwagten
Ter afwending van dit kwaad.
13.
Hondert vyf jaar is geleeden,
Dat de pest in veele steeden:
Heeft in Nederland gewoed;
God bewaar ons voor die Roede?
Hou zyn plaagen in ten goede
Biddend werd het best verzoet.
14.
‘t Past u huysman zeer verslaagen,
By den Heeren Raad te vragen:
Hoe die smerte werd verzagt,
Ga met vierige gebeden!
Tot den Hemel henen treden
By hem is genaa en kragt.
15.
Denk om Joël en zyn weenen,
Toen het Rundervee ging heenen
Maar dat daar na werd gestilt:
Hou tog aan met Neerlands vroomen;
Denk hy kan het kwaad betoomen
Daar gy nu van beeft en trild.
16.
Midd’len kan de Heer uytvinden,
Om de Veeplaag in te binden:
Dat nu kwaad is werd weer goed?
Door hertgrondig hert verbreeken
Op het ziels aanhoudend smeeken
Wierd het zuur herkeert in zoet.
17.
Al de troon- en Afgezanten,
Boetvermaanders Predikanten
| |
[pagina 52]
| |
Smeeken om het herstel van ‘t Vee?
En zy zeggen in gemoede
Hemel heer hou in uw Roede,
En behou ons by de Vreê.
18.
Al genoegzaam God en Vader
Wees ons allen tot een Rader:
Em hersteld des Lighaams scha?
Wees genadig onze Landen
Door uw vaderlyke handen
En bedek ons door gena.
|
|