| |
| |
| |
[Een nieuw boek voor moeders om de kinderen al spelende te leeren.]
Hoeveel soldaten zijn hier? Wat heeft die
soldaat op schouder? Wat op zijde?
Wat staat hier? Wat ziet men aan dien boom? Kunt gij
de bladen? de appels tellen?
Wat is dit? Hoeveel paarden zijn hier? Wijs mij
den kop de pooten den staart enz.
Hoeveel soldaten zijn hier? Hebben
deze soldaten ook geweren?
Hoeveel boomen staan daar? Wat ziet gij aan die
boomen? Waar zit de stam van den boom?
Hoeveel paarden zijn daar? Welke kleur hebben zij? Is twee
paarden meer dan drie paarden?
Hoeveel soldaten staan hier? Wat doen
die? Hoe zijn zij gekleed?
Hoeveel boomen staan daar? Kent gij deze
soort? Groeijen er ook appels aan?
Hoeveel paarden zijn dit? Hoeveel zwarte? Is drie paarden meer
| |
| |
Hoe heeten deze dieren? Tel 1 schaap, 2 schapen, 3 schapen, 4 schapen. Hoeveel pooten heeft 1 schaap? Wat doet het 1ste, 2de, 3de schaap? Wat doet het 4de schaap?
Hoeveel schapen vreten? Wat vreten zij? Hoe schreeuwt schaap? Welk nut geeft het schaap? Hoe noemt het haar van het schaap? Welke kleur heeft de wol?
Hoeveel mesjes zijn in deze rei? Tel 1 meisje, 2 meisje, 3 meisje, 4 meisje? Wat doet het 1ste, 2de enz. Hoeveel meisjes zitten? Springen? Vallen? Welk meisje
zit? Welke meisjes springen? Welke vallen? Waarom vallen zij op den grond? Hoeveel armen, beenen heeft een meisje.
Wat ziet men in deze rei? Hoeveel wielen zijn aan den wagen? Zijn de wielen rond of vierkant? Wie maakt den wagen? Hoeveel mannen zitten op den wagen? Waarom
zitten zij op den wagen? Hoeveel heeren zijn te paard? Waartoe gebruikt men d[...] arden?
| |
| |
Wat zijn dit? Hoeveel appels zijn daar? Tel ze eens.
Welken vorm heeft de appel? Wat doet men met de appels?
Wat ziet gij hier? Tel 1 peer, 2 peren, enz. Zijn de peren
aan de appels gelijk? Wat zit binnen in de peren?
Hoeveel pruimen zijn hier? Welke kleur hebben zij?
Zijn zij geheel rond? Wat doet men met de pruimen?
Wat ziet gij op deze rei? Hoeveel koeijen zijn dit? Tel: 1 koe, 2 koeijen, 3 koeijen, enz. Welke kleur heeft de eerste koe? enz. Wat doet de eerste koe? enz. Wat heeft
zij op den kop? Hoeveel pooten heeft zij? Waartoe is de koe nuttig? Wat maakt men van de huid? Wat van de horens?
Hoeveel bloemen zijn hier? Hoe heet de eerste bloem? enz. Welke kleur heeft de tulp, de vergeet-mij-niet, de aster, en het viooltje? Welke bloem is blaauw, rood? Waar
groeijen de bloemen? Blijven de bloemen altijd mooi? Wat ziet gij nog aan de roos? Waar staat de tulp, enz. op de plaat?
| |
| |
Hoeveel tafels zijn hier? Welke tafel is rond? Vierkant? Lang? Klein? Hoeveel pooten heeft de eerste tafel? Wat ligt er op de ronde tafel? Op de tweede? Wat staat
er op de kleine? Op de lange tafel? Wat doet men met de tafels? Wie maakt de tafels?
Tel: een vogel, 2 vogels, 3 vogels, enz. Hoeveel ooijevaars zijn er bij deze vogels? Hoeveel kippen? Raven? Wat doet de ooijevaar? Wat doen de kippen? De raven?
Welke kleur hebben zij? Waaraan kent gij den ooijevaar? Hoeveel pooten heeft een vogel? Hoeveel vleugels? Waarom heeft hij vleugels?
Tel: een boom, 2 boomen, 3 boomen, enz. Welke boom is dik? Dun? Dor? Welle boom draagt vruchten? Hoeveel appels liggen er op den grond? Waar is de wortel?
De stam? Waar zijn de takken? De bladeren? Welke kleur hebben de bladeren? Zijn zij altijd groen?
| |
| |
Wat ziet gij hier? Hoeveel heeren waren er in de koets? Hoeveel heeren zijn er nog in? Hoeveel paarden zijn voor de koets gespannen? Hoeveel wielen heeft de koets?
Wie maakt de koets? Waartoe gebruikt men de koets?
Tel deze huizen. Hoeveel huizen zijn: één huis en nog één huis? Zijn beide huizen even groot? Wat ziet men aan het huis? Is het dak plat? Hoeveel ramen zijn in de
bovenste? Hoeveel in de onderste verdieping? Wat ziet men naast de ramen? Zijn alle vensters open?
Hoeveel huizen zijn dit? Wat ziet men aan het tweede huis? Als van 2 huizen 1 huis afbrandt, hoeveel blijven er dan nog over? Waar worden de huizen van gebouwd?
Wie bouwt de huizen? Wat doet men, als een huis brandt? Wat ziet gij bij het eerste huis? Waartoe dient een tuin? Waartoe dient de ladder?
| |
| |
Hoeveel hazen ziet gij hier? Wat doen die hazen? Waaraan kent gij de hazen? Welke kleur hebben zij? Zijn de 4 pooten der hazen even lang? Waar vindt men hazen?
Wat eten zij gaarne? Wat doet men met de hazen? Wie schiet de hazen?
Tel eens 1 hobbelpaard 2 hobbelpaarden enz. Hoeveel is 3 en nog 1. Wat gebeurd er met den vierden knaap? Hoeveel blijven er nog op, als er een afvalt? Welke kleur
heeft het eerste hobbelpaard? Zijn de hobbelpaarden levend?
Hoeveel ooijevaars zijn 1 ooijevaar en 3 ooijevaars? Hoeveel ooijevaars vliegen weg? Hoeveel blijven er dan nog? Hoe zijn de snavel en de pooten van den ooijevaar? Wat
vreten de ooijevaars? Waar maken zij hun nest? Fluiten zij ook? Blijven zij altijd bij ons?
| |
| |
Tel eens 1 stoel, 2 stoelen, enz. Hoeveel stoelen vallen er om van die 4 stoelen? Hoeveel stoelen zullen dan nog blijven staan? Hoeveel pooten heeft een stoel? Wat
zit achter den stoel? Waar worden de stoelen van gemaakt? Wat doet men met den stoel?
Hoeveel duiven zijn 4 duiven en nog 1 duif? Hoeveel duiven blijven er, als er eene wegvliegt? Wat doen die duiven? Hebben zij ook zulke lange pooten als de ooijevaar?
Welke kleur hebben die duiven? Waarom houdt men duiven?
Tel: 1 kind, 2 kinderen, enz. Hoeveel kinderen zitten op den grond? Hoeveel staan er nog? Hoeveel jongens zijn daarbij? Hoeveel jongens zitten? Welke kleur hebben
hunne kleederen? Hoeveel kinderen zijn 2 jongens en 3 meisjes?
| |
| |
Hoeveel vlinders zijn hier? Als van 3 vlinders 2 vlinders wegvliegen, hoeveel blijven er dan nog? Wijs mij den kop, de horst, het achterlijf, de pooten, de voelhorens. Waar
heeft de vlinder de zuigsnuit? Wat doet hij er mede? Heeft men in den winter ook vlinders? Hoe vangt men ze?
Hoeveel paarden zijn 2 paarden en nog 2 paarden? Hoeveel paarden kijken naar den linker, hoeveel naar den regter kant? Hoeveel paarden zijn gezadeld? Hoeveel pooten
heeft een paard? Hoeveel voorpooten? Hoeveel achter-, linker- en regterpooten? Welke kleur hebben deze paarden? Welke zijn gelijk van kleur?
Als van 4 paarden 2 wegloopen, hoeveel blijven er dan nog? Wat doen de 2 paarden aan den linkerkant? Waaruit eten zij haver? Wat eten de paarden nog meer? Schreeuwt
het paard ook? Het hinnikt! Het paard heeft aan elken voet een hoef. Het lange haar aan den hals noemt men manen.
| |
| |
Tel eens 1 boek, 2 boeken, enz. Hoeveel van deze boeken zijn open? Hoeveel digt? Hoeveel hoeken heeft een boek? Wijs mij den rug, de snede, de bladen? Welke
kleur hebben deze boeken op snede? Wie bindt de boeken in? Waarvan worden de boeken gemaakt?
5 Jongens zijn 2 jongens en hoeveel jongens? Wat doen de eerste 2 jongens? Wat dragen zij onder den arm? Waar gaan zij naar toe? Wat doen de 3 andere jongens?
Hoe is de hoepel? Weet gij nog iets, dat rond is? Hoeveel van deze jongens hebben geen pet op?
Tel deze klokken groot en klein. Welke klok is groot? Welke klein? 1 Uur en 4 uren zijn hoeveel uren? Hoeveel wijzers heeft een klok gewoonlijk? Het eijfer dat op
de 2de klok de kleine wijzer wijst, heet een, enz. Wijs mij den slinger, de gewigten. Waartoe dient de klok? Wie maakt de klok?
| |
| |
Hier zijn 2 takjes. Hoeveel kersen zitten aan het eerste? Hoeveel aan het tweede? Hoeveel zijn 3 en 2 kersen? Welke kleur hebben deze kersen? Welken vorm? Wat zit
er in de kers? Wat doet men met de kersen? Hoe smaken zij?
Als van 5 kopjes 2 kopjes breken, hoeveel blijven dan nog heel? Noem mij nog eens iets dat ligt breekt? Welken vorm hebben deze kopjes? Waartoe gebruikt men ze?
Wie maakt ze? Waarvan maakt men kopjes? Men vertelle den kinderen hoe men het doet.
Hoeveel vrouwen zijn 2 en nog 3 vrouwen? Hoeveel van die vrouwen breijen? Hoe veel breijen niet? Wat doen die? Wat wasschen zij? Wat gebruikt men om te wasschen?
Waarom wascht men? Waar wordt de wasch gedroogd?
| |
| |
Als van 6 melkpotjes 2 omvallen, hoeveel blijven er dan nog staan? Hebben deze kannen denzelfden vorm? Staan zij gelijk? Hebben zij dezelfde kleur? Vergelijk de 1ste
kan met de 3de enz. Wie maakt de kannetjes? Waarvan?
Hoe heeten die dieren? 1 Geit en 5 geiten, hoeveel zijn er dat? Hoeveel van deze geiten zijn zwart? Wit? Wat doen die geiten? Hoe veel geiten hebben horens? Welk
Hoeveel muizen zit die kat na? Waarom springen alle muizen weg? Hoeveel jonge muisjes zijn er bij? Wat doet dat muisje dat niet wegloopt? Waar houden zich de
muizen gaarne op? Wat vreten zij gaarne? Welke kleuren hebben zij? Noem mij nog andere soorten van muizen? Worden de muizen alleen door de kat gevangen?
| |
| |
Tel deze jongens eens. Hoe noemt men iemand, die tromt? Met hoeveel stokken tromt men? Waarvan wordt de trom gemaakt? Wie van deze jongens heeft eene koperen
wie eene houten trom? Aan welke zijde draagt men de trom? Waaraan wordt zij vastgehangen?
Hoeveel eikels zijn er aan het eerste takje? Hoeveel aan het tweede? Waar is er nog een? 2 en 3 en 1 is? Waarom is de 7de eikel niet meer in het huisje? Waartoe
worden de eikels gebruikt? Wat doet men met het eikenhout?
Kent gij deze dingen? Als men van 7 parapluies en parasols er 6 open doet, hoeveel blijven er dan nog digt? Welke kleur heeft de 1ste, enz.? Hoeveel en welke parapluies
hebben dezelfde kleur? Welke zijn groot? Welke klein?
| |
| |
3 heeren en 2 en nog 2, hoeveel heeren zijn dat? Als van 7 heeren 3 den hoed afnemen, hoeveel houden de hoeden dan op? Waarom hebben deze drie heeren de hoeden
afgenomen? Hoeveel heeren hebben een stok in de hand? Wat doen de laatste 4 heeren? Hoe zijn de heeren gekleed?
Wat ziet gij in deze rei? Hoeveel vaten zijn er op den wagen? Hoeveel vaten liggen? Hoeveel staan? Waarvan worden de vaten gemaakt? Wat gebruikt de kuiper om
de duigen vast te houden? Welken vorm heeft een vat? Waartoe dient het vat?
1 dame en 3 dames en 1 dame en nog 2 dames, hoeveel dames zijn dat? Als er van 7 dames 3 zitten, hoeveel zitten dan niet? Als van 7 dames 4 wandelen, hoeveel wandelen
dan niet? Waarop zitten de dames? Zijn dit steenen of houten banken?
| |
| |
Kent gij deze dieren? 1 slak en 6 slakken, hoeveel slakken zijn dat? Van 7 slakken dragen 6 een huisje, hoeveel niet? Wat doet de slak om verder te komen? Hoeveel
voelhoorns heeft zij? Wat doet zij er mede?
Wat doen deze mannen? Hoeveel menschen zijn er in deze werkplaats? Hoeveel werken er? Wat doet de eerste werkman? Wat de volgende? Wat maakt de timmerman
Welke linialen zijn even lang maar niet even breed? of even breed maar niet even lang? Welke linialen kort? Welke messen zijn even lang maar hebben ongelijke hechten?
Hoe noemt men die verschillende messen? Wat doet men er mede?
| |
| |
Hoe heeten deze vogels? Hoeveel pooten hebben 1 en 2 ganzen? Wat hebben deze vogels tusschen de teenen? Waartoe dient het zwemvlies? Waarmede voedt zich de
gans en de eend? Wat doet men met de lange en korte vederen? Is het vleesch der eenden en ganzen lekker? Hebben zij ook eene stem? Welken vorm heeft de snavel?
7 Manden en 1 mand? Hoeveel van die manden zijn ledig? Hoeveel vol? De hoeveelste is ledig? Welke van deze manden noemt men hengelmanden? Wat is er in die manden?
Waarvan worden de manden gevlochten? Hoe heet de man, die de manden vlecht?
| |
| |
Hoeveel van deze soldaten blazen op de trompet? Hoeveel op de fluit? Hoeveel slaan de trom? Waarvan maakt men trompet en fluit? Wat hoort men, als deze instrumenten
geblazen worden? Zijn alle toonen even hoog en lang?
a) Eene kreeft. Hoeveel pooten heeft zij? Hoe zien de voorste er uit? (Als scharen) Hoeveel voelhoorns? Hoe loopt de kreeft? Waarmede is zij gedekt? b) De spin. Hoeveel
paar pooten heeft zij? Hoeveel pooten op elke zijde? Hebt gij eene spin haar web wel eens zien maken?
| |
| |
Hoe heet elk dezer dingen? Wie heeft ze gemaakt? Waarvan zijn zij gemaakt? Wie gebruikt deze gereedschappen? Wat maakt men met deze gereedschappen? Waarin
gelijkt de hamer op de bijl, en de schaar op de nijptang?
Wat ziet gij links? (Het nest van den goudmeerle) Wat regts? (Het nest van den leeuwerik) Hoeveel jongen zijn er in de nesten? Hoeveel ouden vliegen? Hoe worden
de jongen gevoed? Wie zorgen er voor? Hebben zij het warm in het nestje? Kunnen zij ook zingen?
| |
| |
Hoeveel meisjes zijn 2 maal 5 meisjes? Wat doen de meisjes aan de linkerzijde? Hoeveel van deze meisjes spelen met poppen? Hoeveel niet? Wat doen de meisjes aan de
regterzijde? Hoeveel meisjes spelen met den bal? Hoeveel vlechten kransen? Wat spelen de meijes nog buitendien?
Zie hier een bijenstal. Hoeveel bijenkorven staan hier? Wie woont in den bijenkorf? Wat maken de bijen in den korf? Welk geluid maken de bijen? Waarom verzamelen
de bijen des winters geen honig? Waarmede steken de bijen?
|
|