Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus(1740)–Anoniem Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 69. Liedeken. De eeuwigheydt is oneyndelyck. Stemme: Heureux celui, qui chemine. 1.[regelnummer] ISt dat iemandt wenscht te weten, Wat dat is de eeuwigheydt, t'Is een ongemetentheydt: Met den tydt kan niemandt meten Dese diep' oneyndigheydt: Wie sal weten door het meten, Wat dat eeuwigh is geseydt? Wie begrypen d'eeuwigheydt? 2.[regelnummer] Duysent, hondert duysent jaeren, Noch veel hondert duysent-mael, Geen beginsel, noch geen pael: Peyst, soo veel gy kont vergaeren, En noch veel millioenen mael: Geene winste in het minste Om te korten d'eeuwigheydt: Ah! wat een langhdurigheydt. [pagina 108] [p. 108] 3.[regelnummer] Telt soo veel, als d'Engels konnen, En de menschen al gelyck; Telt het sandt van t'aerderyck, Niet-met-al hebt gy gewonnen, En blyft even ongelyck: Gy moet wycken, noyt kan blycken, Hoe lanck eeuwigh duren sal; Sonder eynd' is dit getal. 4.[regelnummer] Maer wat wilt men noch meer tellen, Geene somm' en maeckt hier iet: Telt daer gy geen eynd' en siet, Gy en sult noyt soo veel stellen, Datter niet te kort en schiet: Eeuwigh, eeuwigh, dickmaels eeuwigh, t'Is een diep' oneyndigheydt; t'Is een eeuwig' eeuwigheydt. Vorige Volgende