Een nieuw lied: Rom bom bom zoo slaat de trom
(1830)–Anoniem Nieuw lied: Rom bom bom zoo slaat de trom, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Ieder buigt zich voor zyn wil,
En zwygt voor het Kalfsvel stil. rom &c.
3,
Ieder Vader knort en kyft,
Op zyn Zoon, die koppig blyft,
Maar hoort Jan het Tromgeluid.
Vlug is hy de Herberg uit. rom &c.
4.
Rom bom bom zoo slaat de trom,
Tamboer houw je Stokken krom,
Tamboer houw je Armen styf,
Houd ze zindelyk aan uw lyf. rom &c.
5.
Domineé Preekt van de Stoel,
Jantje blyft toch koud en koel,
Maar hoor Jan de Storm-Marsch slaan,
Dwars door 't Vuur zou Jantje gaan. rom
6.
'T Meisje keek eens door een Glas,
Keek waar of haar Minnaar was,
Zogt een uit, drie vier op Straat,
'S Avonds als de Taptoe slaat. rom &c.
7.
Oude Stuurman stok en styf,
Klopt het Hart nog in het lyf,
En hy Huppelt op de maat,
'S Avonds als de Taptoe slaat, rom &c.
8.
Napje riep zyn Garde laast,
En vond Neêrland van zyn plaats.
Voor Prins Willem Stryden wy,
Staan wy pal, of Sterven wy. rom &c.
| |
[pagina 3]
| |
9
Het Oproer brande, Willem riep,
Op te Wapens, alles sliep,
Ryk en Arm gord Wapens om,
Op het Alarm van de Trom. rom &c.
10.
Zoo zag men hun in de Stryd,
Zelfs maar in Tien Dagen tyd.
Riep elk met een Trotsche Moed,
Broeders vrezen wy geen Bloed. rom &c.
11.
In de Marsch, zelfs in de Stryd,
Het Kalfsvel brengt ons Vrolykheid,
Op Bevel, en Trommelslag,
Komt Neêrlands Volk voor den Dag. rom &c
12.
Neen, wy Stryden niet om Buit,
Maar voor Ouders, Kind, of Bruid,
Op het slaan van onze Trom,
Komen wy Langzaam reeds weerom. rom &c
13.
Sterven wy op het Veld van Eer,
Zien wy ons Huislyks drok niet meer,
Dan brengt ons het Kalfsvel,
In het Graf, voor laast Vaartwel; rom &c.
14.
Als wy eens naar Huis toe gaan,
ô! wat zal die Trommel slaan,
Danschen Springen, op de Trom,
Jongens, komen wy weerom. rom bom bom
|
|