Een nieuw jagers lied,
Op een aangename Wys.
1.
Het jagen dat is ja myn leven,
Myn vermaak om te jagen en dat in 't Bosch,
Het zal my niet verdrieten,
2.
En toen ik in 't Bosch ben gekomen,
Toen zag ik een hertje van verre daar staan,
Myn Roertje moest knallen,
Van Kruit en Lood daarby,
3
Het Hertje dat was nu gekomen,
Toen kwam daar van verren een jager aan,
4.
Kom Jager kom pak u nu maar weg,
Uw leeven dat zal ik nu sparen in het Bosch,
5.
De Nacht begint nu aan te komen,
Alle sterren aan den hemel die schynen zeer helder,
Het geeft niets meer te jagen,
't Slapen kan myn behagen,
6.
En als ons den honger doet plagen,
Dan ben ik altoos nog van voorraad voorzien,
En myn Roertje nog vuurt.
EINDE.
|
|