Een nieuw lied, over het verlossen van ons Nederland

[p. 2]

Vreugdezang

Op de wijze: Hoe zoet is 't daar de Vriendschap woont.

Komt Neerlands volk weest nu

verheugd,

En geeft elkaar de hand,
En juicht nu al te zaam van vreugd,
Wij zien aan alle kant,
De Fransche benden vlugten gaan
Ons Vorst komt zegevierend aan,
Triumph, Triumph, Triumph.

God dank dat wij uw weder zien,
Doorluchtig Vorst en Heer!
U komen wij ons hulde bien,
En nooit geen Franschman weer,
Uw bieden wij ons hart en hand,
Weg met dien snoden dwingeland,
Die 's menschdom zuchten deed,

Ja uw getrouw dat zweren wij,
En 't dierbaar Vaderland,
Elk neme dad nu vrij en blij,
De wapens in de hand,
En strijde voor 't Oranje Huis,
Ten spijt van 't snode fransch gespuis
Met moed enz.

Dat Godes zegen uw bekroon,
En uw doorluchtig Huis,
Eendracht en liefde bij ons woon,
Dat nooit een laag gespuis,
Weer tweedragt breng in 't Vaderland,
ô God bewaar ons door uw hand,
In rust, enz.

Dan gaat 't ons wel dan bloeije wij
Zoo als men eertijds plag,
Dan zien wij weer op Amstels Eij,
Veel Schepen dag aan dag,
Uit Zee op komen rijk belaan,
Komt alles overvloedig aan,
Wat vreugd, enz.

Dan gaat den Koopman Winkelier,
En Ambachtsman naar wensch,
Hij werkt met vreugd, o wat plaizier,
Ja nu hersteld den mensch,
Dan wint hij het benodigd brood,
God dank wij zijn nu uit den nood,
Gered, enz.

Verlost zyn wy door uwe hand,
Wy danken uw ô Heer!
Ach breng ze toch in 't Vaderland,
By hare vrienden weer,
Terug die door het fransch geweld,
Gedwongen zyn daar 't oorlogsveld,
Te gaan, enz.

Geeft vrêe kan 't zyn aan 't wereldrond,
Red 't zuchtend menschdom weer,
Uw zegen stort op Neerlandsch

grond,

Vervuld ons wenschen Heer,
Dan Juichen wy aan alle kant,
Lang leef den Vorst van Nederlan,
Hoezee, Hoezee, Hoezee.