Nieuw liedeken van een weesmeisje(ca. 1840)–Anoniem Nieuw liedeken van een weesmeisje– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] Nieuw liedeken. Van een Weesmeisje. (Op eene schoone wijs.) 1.[regelnummer] Aan een oever van een snelle vlied, Een treurig meisje zat, Zij weende en schreide van verdriet, In 't gras van tranen nat. bis 2[regelnummer] Zij wierp de bloemjes die zag, Gestadig in den stroom; Zij riep: ‘ach lieve vader ach! Ach, lieve broeder, kom!’ bis. 3.[regelnummer] Een rijk man, wandelde langs de vlied Bespeurd haar bittere mart, Daar hij het meisje weenend ziet, Breekt zijn meedoogend hart. bis. 4.[regelnummer] Hij zei tot haar: ‘ Wel lieve meid, Spreek op, en wees niet schuw; Zeg mijn waarom gij kermt en schreit, Kan 't zijn zoo help ik u.’ 5.[regelnummer] Zij zuchte en zag hem troosteloos aan, En sprak; ‘ach, brave man, Een arme wees ziet gij hier staan, Die God slechts helpen kan.’ bis. 6.[regelnummer] Ziet gij dat groene bergje niet? Daar is mijn moeders graf: Ziet gij den oever van deez vliet? Daar viel mijn vader af. bis. [pagina 2] [p. 2] 7.[regelnummer] De snelle stroom verwon hem dra, Hij worstelde en bij zonk, Mijn broeder sprong hem achterna; Helaas, hij ook, verdronk! 8.[regelnummer] Nu vlugt ik 't eenzaam hutje uit, Waar niets dan jammeren is, Zoo sprak zij hare klagten uit, In het hart vol droevenis. bis. 9.[regelnummer] Den heer die zei: ‘ o klaag niet kind, Uw hart verdient geen pyn, Ik wil uw broeder en uw vriend, En ook uw vader zijn.’ bis. 10.[regelnummer] Hij nam haar minzaam bij de hand, En noemde haar zijne bruid, Men deed haar aan den waterkant, Haar slechte kleederen uit. bis. 11.[regelnummer] Zij heeft nu spijs en lekkeren drank, Al waar haar hart naar tracht, Deez' rijke man verdient wel dank, Dat hij zoo edel dacht! Vorige