Een nieuwe Klucht,
van eenige verliefde Meisjes op de brave Schutters.
Wyze: Ik was thans Keizer in myn soort.
1.
o Lieve Meisjes wat een spyt,
Doet u met tranen zugten,
Gy zyt dan nu u minnaar kwyt,
Waar voor gy lang moest dugten,
Het koele windje waaide Oost,
Zy zeilden vrolyk wel getroost.
Naar de Colonies; riepen meê,
Dat gaat voor 't Vaderland, hoezee
Maar lieve meid, maar lieve meid,
2.
Maar meisjes naar de eerste trant,
Moet gy u Schatje derven,
Een Schutter zal abondant,
U troost weer doen verwerven,
Zy zyn zo proper net gekleed,
Zo dat gy binnen kort vergeet,
Colonievaarders wat al meer,
En Landmilitie vol van eer,
Een Schutter is, een Schutter is,
3.
Ja Kaa en Neel en Mie en Saar,
Die hebben 't ondervonden,
Een Schutter is kant en klaar,
Voor Venus' diepe wonden,
Hy weet het wat een meisje kweld
En draagt zig kloek gelyk een held,
Hy Pierewaaid met haar in 't rond
Een maakt het tevens niet te bont,
Een Schutter ja, een Schutter ja,
Die maakt het hart gezond.
4.
Ik wil zeggen Kaa myn laatste duit,
Wy gingen op een nagt eens uit
Dit was een vrolyk leven.
| |
Maar toen de lieve dag aanbrak,
Keek ik met droefheid na myn zak;
Een Schutter weet altyd raad,
Myn Omslagdoek nam hy te baat,
Zo dra als maar, zo dra als maar,
5.
Ik heb hem altyd lief zeid Neel,
En zegt: al ziet gy dan wat scheel;
Dat kan geen Schutter deren,
Hy kent zyn Exercitie goed,
Weet hoe hy visiteren moet,
'k Vertrouw de myne altyd wel,
Dat hy my zeker trouwen zal,
Een Schutter staat, een Schutter staat
6.
Maar Mie en Saar heel obstinaat,
Die kunnen zig niet verdragen,
Zy beide weten inderdaad,
Waar dat het haar kan plagen,
Maar neen zegt Mie gy krygt hem niet
Hoe spytig dat gy dan ziet,
Hy blyft de myne kant en klaar,
Dat zal niet zyn, zo riep Saar,
Ik nam terstond, ik nam terstond,
7.
't Za lieve Meisjes dat gaat schoon,
Vegt vry om die victorie,
Want een van beide krygt de kroon
En haalt op nieuw de glorie,
Saar die heeft de overhand,
Zy valt niet vies maar vry astrant,
Kom Schutter houd u dus kloek
Want denkt dat Saar heeft de broek
Daar Mie thans, daar Mie thans,
Van spyt en hartzeer vloekt.
8.
En Griet zegt hoe gy praten mag,
Een Schutter is myn leven,
Hy weet zo vrolyk nagt en dag,
De Meisjes aan te kleven,
Al kost het my het hemd van 't gat,
Al wierd ik dan nog eens zo glad,
Een Schutter heeft nooit abuis,
Ik bragt voor hem tot zelf in cluis
Myn laatste brok, myn laatste brok
9.
Zie manke Trui beklaagt haar lot,
Zy doet niet dan treuren,
Dat ieder schutter haar bespot,
Het mag haar niet gebeuren,
Dat zy ook werd gestreeld, gevlyd
o Wee, o wee, die arme meid,
De meisjes lagchen om haar smart
En zingen vrolyk bly van' hart,
Een schutter blyft, een schutter blyft
EINDE.
|
|