Een lied van een bruydegom met zyn bruyd.
Op een bekende voys.
VRienden luystert met genugt,
Hier is weer een rare klugt;
Het is voorwaar wel lagchens waardig
Van eenen Vryer pertinent,
Hy is trots en ook hovaardig,
Aan 't Heeren huys zeerwel bekent.
2. Vliegent schryft men zijn Naam
En tot vryen zeer bequaam:
maar tot liegen nog boven al,
Ia van bedriegen en de liegen,
En van grootsheid word hy mal.
3. Deze Vryer wonder schoon,
spant nog boven al de kroon:
En zyn moeder sprak met zinnen,
Zoon wilt na de Ryp toe gaan,
Zo gy 't meisje kunt verwinnen,
dan hebt gy 'er myn zin gedaan.
4. Toen ging hy vryen zo 't behoord
Tot dat hy kreeg het Iawoord,
Want hy ging dees maagd bepraten,
Quam aan haar bieden zyn Trouw
sprak ik zal uw nooyt verlaten,
Ach myn overschoon Ionkvrouw.
5. En de Trouwdag die wierd gesteld
maer die Gek en had geen Geld,
Om een Bruylofts Kleed te koopen,
Toen heeft hy een Py gekogt:
Is na purmerent Geloopen,
daar hy voort wierd opgezogt,
6. Hy wind in de Week gezegt,
Agt en twintig stuyvers regt;
Zo ging hy dees maagd bepraten,
En hy sprak haar lieflyk aan,
Zeide ik heb ook drie Schapen,
die daar by de Boeren gaan.
7. Vrienden dit nu verder hoord,
Hoe de zaak geschieden voort,
En uyt drager daar quam Getreden,
die heeft de Bruyd opgezogt,
En zei u Bruygom heeft wilt weten
Twee deekens op u Naam gekogt.
8. Deze Bruyd was zeer ontsteld,
En zei ô Heer wat is dat gesteld:
Word ik nu alzo bedroogen,
Hoe zal 't wezen als ik ben getrouwt,
Dan nog vol zuypen zijn oogen
Ligt hy 'er dan nog wel op touwt.
9. De verloopen Bruydegom,
die kan hy dan ook bedriegen,
deze Gek is niet beter waard,
Als na Oost-Inje toe te vliegen,
dan bedryft hy hier geen quaad.
10. die dit Liedje heeft gedigt,
't Was een Quantje zijn hert was ligt.
Hy heeft 'er nog wat in vergeten,
Bedenk met hem in goed fatzoen,
Want hy heeft 'er zyn tyd aan versleten
Hier na zal hy 't beter doen.
EYNDE.
|
|