Een nieuw lied, op eenige welbekende Meisjes.
Wys: Gy die met my thans zyt ter Jagt.
1.
Kom vrinden blyft een weinig
Na 't geen ik hier zal zingen gaan,
Al van tien Meisjes welbekend,
Haar magendom geheel ten end,
2.
Eerst hebje Tryn de Hoerewaa din,
Daar nemen wy mee ons begin, ha,
Nu dat haar Lammert is kapot,
Is zy op ieder een verzot, ha, ha.
3
Dan hebje Beth die by haar is, ha, ha
Die is van 't Hoerendom niet mis, ha,
Want voor een zeer geringe prys,
Bediend zy een ander van haar vlys,
4
En Grietje Bakker welbekend, ha, ha
Die houd wel van een stevig end, ha,
Want wanneer dat het komt te pas,
Dan is zy altoos even ras, ha, ha ha.
5
En Babje met haar scheve gat, ha, ha,
Heeft eertyds wel eens proef gehad,
Van Fannik maar nu die is voort,
Is 't nu dat ieder haar bekoort, ha, ha.
6
Nu is 't uw beurt, myn lieve Bart, ha,
Hoe teder drukte gy aan 't hart, ha,
Uw liefste vriend met teder oog,
't welk een ieder een bewoog, ha, ha.
7.
En dan u Zusje, schoon nog jong, ha,
Die deed ook menig lugtig sprong, ha,
Maar liefste Mie ik raad u thans.
Met zulke luy niet aan den dans, ha, ha.
8
En Grietje Kok die laffe Meid, ha, ha,
Die is gewis haar Maagdom kwyt, ha,
En dat voor een goude spsld,
Maar 'k vrees dat 't uw nog eenmaal
9
En Tryntje Schouten welk een grap,
Heeft in 't hooy gehad een hap, ha,
Niet in haar mond maar op een plaats
Daar 't water maakt het meest geraes,
10
En Geesje van het Kerkerpad, ha,
Die laat haar krygen by haar g.., ha.
Maar Meisje lief het past uw niet,
Gy raakt te vroeg al in 't verdriet,
11
Nu moeders mooiste op de baan, ha
U schoonheid zal wel ras vergaan, ha
Dus Meisje houd uw wel bedagt,
Want anders raakt gy ligt bevragt,
12
Ik raad uw Meisjes alle tîen, ha, ha,
Een ander nooit weer dienst te bien, ha
Alvorens dat gy zyt getrouwd,
Op dat het nimmer u berouwd,
|
|