De hedendaagsche losbollen,
Of zamenspraak tusschen Jan en Piet.
Op een Aangenaame Wys.
Steeds na de ryke Meisjes vry'n,
Moet maar het Jong'lings doelwit zyn,
Want ziet het is thans zeer slegt gesteld
Heeft men een Meisje zonder geld.
Had ik veel geld gy kunt 'er op bouwe
Myn zin was niet zo zeer gestremd,
Het schoonste Meisje zou ik trouwen,
Al was zy nakend zonder hembd,
Doch daar de schyven my mankeeren,
ô Schoone Meisjes staat het naar,
Want ziet het spreekwoord doet ons leeren,
't Is alles om duiten maar.
Steeds na de ryke meisjes vry'n,
Moet maar het Jong'lings doel wit zyn
Want ziet is thans zeer slegt gesteld,
Heeft men een Meisje zonder geld.
Had ik te klinken en te tellen,
Het braafste meisje was me een vreugd
Ik zoude lopen, ik zoude snellen,
Na een Meisje vol van deugd,
Doch zonder geld laat zich niets maken
Na duiten word alleen gestreefd,
Want liefde en deugd dat zyn maar zaken,
Waarop de Lombard toch niets geeft.
Steeds na de ryke meisjes vry'n,
Moet maar het Jong'lings doelwit zyn
Want ziet het is thans zeer slegt gesteld
Heeft men een meisje zonder geld.
Myn vryster mag een Monster zyn,
Ik wil doch na haar geld maar vry'n,
Al was zy zwart, of groen en geel,
Haar Oogen als van rood Fluweel,
Een kromme Neus en lange Ooren,
Een Bochgel agter en van vooren,
En scheeve Beenen noch daar by,
Ik neem het geld, wat raakt het my.
Al was de myne lang en schraal,
Of kort of dik, 't is myn egaal,
Een Snuifneus en een spitze Kin,
Een groote Bek, drie Tanden 'er in,
Daar by twee hooge Kaakebeenen,
Een kaalkop en twee scheeve benen
Vry ik 'er op los, en denk daar by,
Ik neem het geld, wat raakt het my.
Kom aan laat ons niet lang vertoeven,
Wy zullen ons geluk beproeven,
Dit kansje helpt ons uit verdriet,
Want die niet waagd die wind ook niet.
Te Amsterdam, by J. WENDEL, op de Angeliersgragt
|
|