De Nieuwe Stem. Jaargang 15(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 532] [p. 532] Ellen Warmond Kleine anthropologie De mens - bedroefde blinde die soms plotseling zien kan maar niet weet of dat wat hij ziet bestaat en tastbaar is te vinden - de mens - wantrouwig dove die soms plotseling horen kan maar die niet weet of hij dan dat wat hij hoort moet geloven - probeert te leven betwijfelt iets maar beseft niet wat is ongelukkig maar soms - even - vergeet hij dat. Wat anders? Wat is liefde anders dan elkaar vertalen in een sprakeloze taal? woordeloos zeggen: luister waterval van gefluister hoor mij ik hoor je uit en het ademloos antwoord: je huid juichend zonder geluid. [pagina 533] [p. 533] Warmte, een woonplaats Liefde en het besef van liefde daartussen bouwen mensen een warmende woonplaats en sprekende zeggen ze: liefste open je ogen nu langzaam en eet ik heb het licht voor je aangesneden of: open je ogen niet drink nu het donker ik heb de nacht voor je omgekocht want liefde en het besef van liefde daaraan ontsteken ogen en stemmen hun licht daarin ontbloeien de lippen daaruit onstaat het gedicht. Na de zomer Zoveel maanden van dorstige warmte - vlagen zon klapperend in ons gezicht en hitte beitelend aan onze schedel - dat wij liefde dronken als water niet meer weerbarstig maar willoos emmers vol lauwe overdaad nu - met de harde handen van de wind in onze rug, het smalle blauwe lemmet van kou tussen de tanden - wordt warmte weer buit, wordt liefde weer roof, weer jacht, het lichaam wijkplaats, onderdak, goed heenkomen voor de nacht. [pagina 534] [p. 534] Perspectief Peinzend streelt je hand langs de vier windstreken. Luister: wij gaan op weg wij naderen ons einde met een last vragen op de schouders gaat onze schaduw vooruit zie hoe wij verkleinen onder de hijgende zon tot de grenzen van verdwijnen. Omgekeerd perspectief Lang al voor ik je kende liep mijn verlangen om je heen cirkels, de hondewacht. ik was wanhopig maar wij waren samen nu is het nacht wij passen weer in onze namen sinds je er bent ben ik weer alleen. [pagina 535] [p. 535] Wij leven nog wel net als gister maar het uitzicht op later wordt allengs korter als nu de wereld wankelt - zoals dat heet - wankelen wij niet meer mee aan een lang touw van gewoonte worden wij dansende beren op een Bulgaarse jaarmarkt spreken de landstaal niet verstaan al lang niet meer het simpel spraakgebruik der dieren waar horen wij thuis? hoe bestaan wij? bestaan wij nog wel of bestaat er alleen nog maar iets dat zich ons van vroeger herinnert? misschien zijn alle antwoorden al dood misschien sterven nu binnenkort de vragen ook. Vorige Volgende