Tekening die Jan Wolkers in 1957 uit Parijs stuurde naar zijn vriendin Annemarie Nauta om haar te laten zien wat ze zouden gaan doen zodra ze weer samen waren.
dacht, maar wanneer het op papier staat, lijkt het zo grof. Denk hieraan, je hebt er om gevraagd. (Het valt erg mee, een klein beetje gêne houdt me toch tegen.) Ik stel me voor, dat ik bij je binnen zou komen, zonder dat ik 't je tevoren gezegd had. Jij verlangt erg naar me en hebt me nodig (Dat is toch zo!). Je neemt me mee voor de spiegel, doet m'n rok omhoog, zodat m'n zwarte kousen helemaal tot hun recht komen. Even later gaat m'n broek ook naar een andere plaats en dan word je erg heet. Misschien was je het al; ik wel, zodra ik je lichaam tegen me aan voel, nee zodra ik je zie, want Godverdomme, ik houd zo vreselijk veel van je, van alles, ik zou tenminste niet kunnen zeggen waarvan het meest. Je weet niet hoe graag ik dan door je geneukt wil worden. Wanneer je nog langer wacht, denk ik altijd, dat je 't beslist aan m'n ogen moet zien. Ze beginnen dan te branden, ik krijg het gevoel of ik dronken begin te worden. Als je me zo op de proef stelt, moet ik me inhouden om niet te smeken: “Liefje, s.v.p. neuk me nu direct.”’
En zo gaat het verder. Wolkers stuurde uit Parijs tekeningen waarop was te zien wat hij ‘allemaal met haar zou gaan doen’ als hij haar weer zag. De blinde liefde, de alles verterende seksdrift, beschreef Wolkers negen jaar nadat zijn huwelijk met Annemarie was gestrand in 1969, in een expliciete, vrijmoedige, pulserende en ontroerende roman.
De naamloze hoofdpersoon van Turks Fruit beschrijft op de eerste bladzijden hoe hij na het vertrek van Olga met honderden meisjes - van wie er foto's en briefjes in Wolkers' archief ronddwarrelen - naar bed ging om zijn verdriet te vergeten. ‘Ik naaide de ene meid na de andere,’ staat er in Turks fruit. ‘Ik sleepte ze naar mijn hol en rukte ze de kleren van het lijf en ramde me een ongeluk. Dan werkte ik ze de deur uit na een haastig glas drank. Soms drie op een dag. Grote tieten, hangend als zakken brij met spenen om aan te zuigen. Kleine verschrompelde tietjes, te zielig om te strelen. Dan maar het truitje aanhouden. Bossen schaamhaar, ruw als zeegras, zacht als bont. Droge kutten met wratten van binnen. Naar aan je vingers maar lekker voor je lul.’
Toen Willem Bloemena, directeur van J.M. Meulenhoff, de openingsscènes van Turks fruit had gelezen, deinsde hij terug. Hij liet de roman van zijn belangrijkste bestsellerauteur van schrik eerst maar eens even op de plank liggen. Wolkers was woedend: ‘Hij vindt sommige dingen te erg, maar bij mij wordt niets geschrapt. Ik accepteer geen censuur. Wat ik eenmaal geschreven heb blijft op papier. Over mijn lijk verdomme.’
Voor het schrijven van mijn biografie maakte ik met Wolkers de afspraak dat ook ik me aan geen enkele censuur zou hoeven onderwerpen. Wolkers gaf me de vrije toegang tot zijn archief en citaatrecht - en gaf me zo de sleutel tot alle sleutelgaten in handen. Dat getuigde van lef. Hij hoefde de tekst niet te lezen voor publicatie, maar was wel benieuwd naar het resultaat.
Ik ook.
onno blom (1969) is schrijver, dichter, letterkundige, literair criticus, journalist, bloemlezer, documentairemaker, uitgever en biograaf. Hij schreef boeken over Leidse schilders en schrijvers, Bloem der steden en Stad van verf, een fotobiografie over Harry Mulisch, Zijn getijdenboek, en een monografie over Gerrit Komrij, Het fabeldier dat Komrij heet. Sinds 2007 is hij de biograaf van Jan Wolkers, over wie hij onder andere publiceerde: Marszwart & titaanwit, over het beeldend werk, De Tarzan van de schapen, over Wolkers en Texel, en het requiem Zo is het genoeg. Over het laatste jaar van Jan Wolkers, waarvan 25.000 exemplaren werden verkocht.